Liefde en geloof

In het origineel volgt nu een uitgebreide passage, waarin Dumas – in onze ogen misschien een beetje hypocriet – zijn onderwerpkeuze rechtvaardigt: ‘Victor Hugo heeft Marion Delorme geschreven, Musset Bernerette, Alexandre Dumas Fernande; dichters en denkers van alle tijden hebben courtisanes hun medeleven betoond, en soms heeft een groot man een van hen gerehabiliteerd, via zijn liefde of zelfs door haar zijn naam te schenken. Als ik dit benadruk, dan is dat omdat onder mijn publiek er misschien nu al zijn die dit boek verwerpelijk vinden omdat ze bang zijn dat de ondeugd en de prostitutie er in worden verheerlijkt, en de jeugd van de auteur zal ongetwijfeld die vrees nog versterken. Wie zo denkt vergist zich. En als ze zo denken, laat ze dan vooral verder lezen.
Ik ben er gewoon van overtuigd dat god voor een vrouw die niet is onderwezen in het onderscheid van goed en kwaad bijna altijd twee wegen opent die naar het goede leiden: die van het verdriet en die van de liefde. Het zijn moeilijke wegen. Ze worden bewandeld met wonden aan handen en voeten maar ondertussen verliezen de reizigsters aan de doornen de opschik van de ondeugd en ze komen aan met die naaktheid waarvoor men zich voor god niet hoeft te schamen. En als je deze dappere reizigsters tegenkomt, steun ze dan en vertel iedereen dat je ze bent tegengekomen, want door het vertellen maak je bekend dat die weg er is.
Het is niet zo dat er twee wegwijzers staan aan het begin van het leven, een met als opschrift: De weg van het goede, de andere met: De weg van het kwaad en dat je alleen maar hoeft te zeggen: kies maar. We moeten, net als Christus, aan degenen die zich hebben laten verleiden aan het begin de tussenpaden laten zien die van de tweede weg naar de eerste leiden, en we moeten bovenal zorgen dat het begin van die paden niet al te smartelijk is en niet al te ondoordringbaar lijkt.
Het christendom leert ons door de prachtige parabel van de verloren zoon de waarde van vergevensgezindheid. Jezus was vol liefde voor wie gewond was door de menselijke passies, hij verbond hun wonden en onttrok aan die wonden zelf de balsem waardoor ze konden genezen. Zo zei hij tot Magdalena: ‘Er zal je veel vergeven worden, omdat je veel hebt liefgehad.’ Een sublieme vergiffenis die zou moeten leiden tot een subliem geloof.
Want waarom zouden wij harder zijn dan Christus? Waarom moeten wij koppig vasthouden aan een publieke opinie die hard is opdat men gelooft dat ze sterk is, en waarom moeten wij, net als deze publieke opinie zielen verwerpen die vaak bloeden uit wonden waaruit, net als kwaad bloed van een zieke, het kwaad van hun verleden naar buiten sijpelt! Ze verlangen alleen een vriendelijke hand, die hun wonden verbindt en hun hart op de weg van de genezing zet.
Ik richt me tot de jonge mensen van mijn eigen generatie, tot mensen voor wie de theorieën van Voltaire gelukkig niet meer opgeld doen, tot mensen die net als ik inzien dat de laatste vijftien jaar de menselijkheid bezig is een hoge vlucht te nemen. Voor altijd weten we het onderscheid tussen goed en kwaad; het geloof herstelt zich; gewijde zaken genieten opnieuw respect, en de wereld is misschien niet helemaal goed, maar is ze tenminste aan de beterende hand. Alle verstandige mensen spannen zich in voor hetzelfde, alle mensen van goede wil wijden zich aan hetzelfde: goed zijn, jong zijn, oprecht zijn! Het kwaad is een hol vat, laten we de trots hebben van het goede, en laten we vooral niet wanhopen. Laten we niet langer minachting koesteren voor de vrouw die niet moeder is, niet dochter en niet echtgenote. Laten we achtenswaardigheid niet alleen reserveren voor de familie, laten we toegevendheid niet alleen beschouwen als een vorm van egoïsme. Laten we proberen de hemel blij te maken, want de hemel verheugt zich meer over het berouw van één zondaar dan over honderd rechtvaardigen die nooit gezondigd hebben. Het zal ons met rente vergolden worden. Laten we onderweg de aalmoes van onze vergeving schenken aan hen die te gronde zijn gegaan aan de wereldlijke verlangens, en die misschien gered zullen worden door hun hoop op god. Het is zoals oude vrouwtjes zeggen als ze hun middeltjes aanraden: baat het niet, het schaadt ook niet.
Het lijkt misschien brutaal dat ik zulke grote gevolgtrekkingen maak bij mijn bescheiden onderwerp, maar ik hoor tot degene die denken dat in het kleine alles vertegenwoordigd is. Een kind is klein, maar in het kind gaat de man schuil; het brein is klein maar het herbergt de gedachte; het oog is maar een punt, maar het kan mijlenver om zich heen kijken.’
Bij zijn referentie aan Voltaire denkt de auteur waarschijnlijk aan diens cynische ‘il faut cultiver son jardin.’ De vernieuwing die hij signaleert ‘de laatste vijftien jaar’ suggereert dat Dumas de Julirevolutie van 1830 als een beslissende verandering zag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

56. Epiloog

‘Heb je het gelezen?’ zei Armand toen ik Julies manuscript uit had. ‘Als het allemaal echt zo is gegaan, mijn vriend,’ zei ik, ‘dan begrij...