Posts

Posts uit juli, 2019 tonen

55. Epiloog

‘Heb je het gelezen?’ zei Armand toen ik Julies manuscript uit had. ‘Als het allemaal echt zo is gegaan, mijn vriend,’ zei ik, ‘dan begrijp ik wat een verdriet je hebt gehad.’ ‘Mijn vader heeft het me bevestigd in een brief.’ We praatten nog even na over al deze noodlottige gebeurtenissen en daarna ging ik naar huis om uit te rusten. Armand was nog steeds droevig gestemd, maar ook opgelucht doordat hij zijn verhaal had gedaan, en hij herstelde goed. We gingen samen op visite bij Prudence en bij Julie Duprat. Prudence was onlangs failliet gegaan. Ze zei dat het de schuld was van Marguerite. Ze had haar tijdens haar ziekte veel geld geleend, zei ze, en ze was daarvoor leningen aangegaan die ze niet kon afbetalen. Marguerite was gestorven zonder dat ze haar had terugbetaald, en er waren geen kwitanties die bewezen dat ze Prudence geld schuldig was. Met dit verhaal - waarmee ze zich overigens overal probeerde te rechtvaardigen - ontfutselde ze Armand een biljet van duizend franc. Arm

54. Zieker en zieker

18 februari ‘Meneer Armand, Vanaf de dag dat Marguerite naar het theater wilde is ze zieker en zieker geworden. Ze heeft haar stem helemaal verloren, en nu ook het gebruik van haar ledematen. Hoeveel ze lijdt is onmogelijk te zeggen. Ik ben hier niet aan gewend en ik ben doodsbang. Was u maar bij ons! Ze ijlt bijna voortdurend, maar of ze nu ijlt of helder is, als ze iets kan zeggen, is het steeds uw naam. De dokter heeft me gezegd dat ze het niet lang meer zal maken. Sinds ze zo ziek is, is de oude hertog hier niet meer geweest. Hij zei tegen de dokter dat dit schouwspel hem al te zeer aangreep. Met mevrouw Duvernoy, dat gaat niet goed. Die vrouw leefde bijna helemaal op wat ze Marguerite wist te ontfutselen. Ze is verplichtingen aangegaan waaraan ze niet kan voldoen en nu ze ziet dat haar buurvrouw niets meer voor haar kan doen, komt ze haar zelfs niet meer bezoeken. Iedereen verlaat haar. Meneer de G… wordt door zijn schuldeiser achtervolgd en moest vertrekken naar Londen. B

53. Zo jong, zo mooi

20 december Het weer is heel slecht. Het sneeuwt, en ik ben alleen thuis. Al drie dagen heb ik hoge koorts, zodat ik je niet heb kunnen schrijven. Niets nieuws, lieveling. Iedere dag hoop ik zo half en half op een brief van jou maar die komt niet. Die komt natuurlijk nooit meer. Alleen mannen zijn zo sterk dat ze niet hoeven te vergeven. De hertog heeft niet geantwoord. Prudence gaat weer naar de bank van lening voor me. Ik geef steeds bloed op. O, o, ik zou je verdriet doen als je me zag. Je mag blij zijn dat je in een warm land bent en dat je niet, zoals ik, een hele ijzige winter op je borst voelt drukken. Ik ben vandaag een beetje in de benen geweest en ik heb van achter mijn vitrages naar het Parijse leven zitten kijken, waarmee ik dacht helemaal te hebben gebroken. Er kwamen een paar bekende gezichten voorbij, rap, opgewekt, zorgeloos. Niet een die naar mijn raam keek. Toch hebben diverse jongelui mijn gastenboek getekend. Ik was al eerder ziek, en jij kende me niet. Je werd a

52. 'Ik heb niets meer'

‘Wat er gebeurde na die rampzalige nacht, Armand, dat weet je net zo goed als ik. Maar wat je niet weet, wat je zelfs niet kunt vermoeden, dat is wat ik heb geleden sinds onze scheiding. Ik hoorde dat je vader je had meegenomen, maar ik was al bang dat je niet lang zonder mij zou kunnen, en de dag dat ik je terugzag, op de Champs Elysées, was ik ontroerd, maar niet verbaasd. Toen begon die serie dagen waarop je me voortdurend nieuwe beledigingen aandeed, beledigingen die ik bijna met vreugde onderging, want ze bewezen dat je nog van me hield en bovendien leek het me dat je, naarmate je me toen wreder vervolgde, me hoger zou achten op de dag dat de waarheid aan het licht zou komen. Wees niet verbaasd over dit vreugdevolle lijden, Armand. Jouw liefde voor mij heeft me het hart geopend voor heel hoogstaande gevoelens. Toch was ik niet al dadelijk zo sterk. Tussen het offer dat ik je bracht en je terugkeer verstreek best een lange tijd en ik moest mijn toevlucht nemen tot allerlei midd

51. Oordeel maar over me

'Je vader pakte mijn handen en zei op een liefdevolle toon: “Lief kind, vat het niet verkeerd op wat ik je ga zeggen. Begrijp alsjeblieft dat het leven je soms voor noodzakelijkheden plaatst die het hart zeer doen maar waaraan je je toch moet onderwerpen. Je bent een goed mens. Je hebt een aard die zo edelmoedig is dat veel vrouwen, die niet aan je kunnen tippen, je er misschien om zullen minachten. Maar bedenk, naast de minnares is er ook de familie. Naast liefde zijn er ook verplichtingen. Na de tijd van de hartstochten komt er een tijd waarin een man die gerespecteerd wil worden zich een serieuze plaats in het leven moet verwerven. Mijn zoon is niet gefortuneerd, maar hij is bereid het erfdeel van zijn moeder aan jou af te staan. Je snapt toch wel, als hij het offer aanvaardt dat jij voor hem wilt brengen, dan wil hij op zijn beurt jou iets schenken wat je zelfs als alles je tegenzit enige bescherming biedt. Maar hij kan jouw offer helemaal niet accepteren. Want als hij dat zou

50. De papieren van Marguerite

Armand was doodmoe na dit lange, soms door tranen onderbroken verhaal. Hij gaf me de papieren van Marguerite, en legde daarna beide handen op zijn voorhoofd en sloot zijn ogen, of dat nu was om na te denken of omdat hij wilde slapen. Een paar ogenblikken later verried zijn wat snellere ademhaling dat hij sliep, maar heel licht, het soort slaap dat verdwijnt bij het minste of geringste. Wat ik las, en wat ik hier afschrijf zonder er ook maar iets aan te veranderen, was dit: ‘Het is vandaag 15 december. Ik ben al een paar dagen ziek. Vanmorgen ben ik op bed blijven liggen. Het is somber weer, ik ben verdrietig. Er is niemand bij me, en ik denk aan jou, Armand. En jij, waar ben jij op het ogenblik dat ik deze regels schrijf? Ver weg van Parijs, heel ver weg, hoor ik. Misschien ben je Marguerite al vergeten. Nou ja, wees gelukkig, je bent de man aan wie ik de enige momenten van vreugde in mijn leven te danken heb. Ik kon de verleiding niet weerstaan je mijn gedrag uit te leggen en ik

49. Vergeten te betalen

Marguerite ging uiteindelijk nooit meer uit, niet naar bals, niet naar theatervoorstellingen, want ze was bang er ons te ontmoeten, Olympe en mij. Ik beledigde haar niet alleen in haar gezicht, ik stuurde haar zelfs anonieme brieven. Ik liet mijn maîtresse allerlei narigheid vertellen over Marguerite en zelf deed ik niet anders. Ik moet gek geweest zijn. Ik leek op iemand die zich klem heeft gedronken aan slechte wijn en nu in een hysterische bui in staat is tot blinde misdaden. Ondertussen leefde ik in een hel. Marguerite reageerde op mijn aanvallen zonder een spoor van minachting, met een kalmte en een waardigheid waardoor ze, zelfs in mijn eigen ogen, ver boven me stond, en dat ergerde me nog meer. Op een avond was Olympe ergens heen gegaan, ik weet niet waarheen, en liep daar Marguerite tegen het lijf. Ze beledigde haar en Marguerite was dit keer het conflict aangegaan en het domme meisje had het veld moeten ruimen. Ze kwam woedend thuis. Marguerite hadden ze bewusteloos weg moet

48. Olympe

Het was een begin, maar het was me niet genoeg. Ik zag hoeveel macht ik over deze vrouw had, en ik maakte daar laf misbruik van. Als ik bedenk dat ze nu dood is, vraag ik me af of god me ooit zal vergeven wat ik heb gedaan. Na een souper, dat rumoeriger was dan ooit, ging men aan de speeltafel. Ik ging naast Olympe zitten en ik liet mijn geld zo onbeschaamd rollen dat het haar wel móest opvallen. Voor ik het wist had ik honderdvijftig, tweehonderd louis d’or gewonnen, die ik voor me op tafel legde, en waar ze haar ogen niet vanaf kon houden. Ik was de enige speler die niet helemaal geabsorbeerd was door het spel, want ik hield haar in het oog. De hele rest van de nacht bleef ik winnen, en ik gaf haar geld om mee te spelen, want ze verloor alles wat voor haar op tafel lag, en waarschijnlijk ook alles wat ze bij zich had. Om vijf uur ’s ochtends stopte men. Ik had driehonderd louis d’or gewonnen. [1] Alle spelers waren al naar beneden gegaan, alleen ik was achtergebleven – onopge

47. Liefhebben of haten

Er ging zo een maand voorbij, maar langer hield ik het niet vol. De herinnering aan Marguerite achtervolgde me. Ik had haar te zeer liefgehad om haar nu ineens te kunnen vergeten. Ik moest haar liefhebben of haar haten, maar wat ik ook voor haar voelde, ik had er behoefte aan haar terug te zien, en wel dadelijk. Het was een verlangen dat zich in me vastzette met alle heftigheid van de wil die zijn opwachting maakt in een lichaam dat lange tijd inert is geweest. Ik had Marguerite nodig, niet in de toekomst, of over een maand, over een week, maar nu, de dag nadat het idee bij me was opgekomen. Ik ging naar mijn vader en vertelde hem dat ik voor zaken naar Parijs moest, maar dat ik zo spoedig mogelijk terug zou komen. Hij kon natuurlijk raden wat er aan de hand was, en hij drong er op aan dat ik niet weg zou gaan, maar hij begreep dat in mijn toestand het niet-uitvoeren van mijn voornemen ernstige gevolgen kon hebben. Hij omhelsde me, en vroeg me, bijna in tranen, zo snel mogelijk teru

46. De leegheid van het reizen

Toen ik weer tot mezelf kwam, kon ik me niet voorstellen dat deze nieuwe dag niet net zo zou zijn als alle voorgaande dagen. Soms dacht ik even dat ik op een of andere manier de nacht niet bij Marguerite had kunnen doorbrengen, maar dat ik kon terugkeren naar Bougival en haar daar zou aantreffen, en dat ze me, net zo ongerust als ik dat zelf was geweest, zou vragen waardoor ik was opgehouden. Als je in je bestaan een gewoonte hebt aangenomen zoals die van mijn verliefdheid, dan lijkt het onmogelijk met die gewoonte te breken zonder dat op hetzelfde moment ook de hele rest van je leven in duigen valt. Ik moest gewoon van tijd tot tijd de brief van Marguerite herlezen om te beseffen dat ik niet gedroomd had. De morele schok die ik had ondergaan was zo hevig dat ik totaal verlamd was. Mijn ongerustheid, mijn nachtelijke tocht, het nieuws van die ochtend hadden me totaal uitgeput. Mijn vader maakte gebruik van mijn ontreddering om me de belofte te ontfutselen dat ik met hem mee zou gaan

45. Dit rampzalige meisje

Mijn ongerustheid werd steeds groter. Was Marguerite soms iets overkomen? Was ze gewond geraakt, ziek, dood? Zou er iemand komen met een naar bericht? Misschien zou het ochtend worden zonder dat ik iets wijzer was. De verdenking dat Marguerite me bedroog terwijl ik onder duizend angsten op haar zat te wachten kwam niet meer bij me op. Het moest een kwestie van overmacht zijn die haar ophield, en hoe langer ik nadacht, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat er een of ander ongeluk was gebeurd. Wat een boel verschillende gedaanten kan zelfingenomenheid aannemen! Eén uur. Ik zei bij mezelf dat ik nog een uur zou wachten, maar als Marguerite om twee uur nog niet thuis was zou ik naar Parijs gaan. Terwijl ik wachtte, keek ik rond naar een boek, want ik durfde niet meer te denken. Manon Lescaut lag open op tafel. Het leek me of er natte plekken op de bladzijden zaten, als van tranen. Ik bladerde het door en deed het weer dicht. Door de sluier van mijn twijfels leken de lettertekens bet

44. Mysterieuze verdwijning

De trein leek maar niet op te schieten. Het was elf uur voor ik in Bougival was. Bij het huis was geen enkel venster verlicht. Ik belde aan, maar er deed niemand open. Dit was de eerste keer dat me dat overkwam. Uiteindelijk opende de tuinman. Ik ging naar binnen. Nanine kwam er aan met een lichtje. Ik liep naar Marguerites kamer. ‘Waar is mevrouw?’ ‘Mevrouw is vertrokken, naar Parijs,’ zei Nanine. ‘Naar Parijs?’ ‘Ja meneer.’ ‘Wanneer?’ ‘Een uur na u.’ ‘En er is geen bericht voor me?’ ‘Niets.’ Nanine liet me alleen. Ze kan bang zijn geworden, dacht ik. Ze kan naar Parijs zijn gegaan om zich ervan te vergewissen dat mijn bezoek aan mijn vader niet een voorwendsel was voor een vrije dag. Misschien heeft Prudence haar geschreven voor een of andere belangrijke kwestie, zei ik bij mezelf. Maar ik had Prudence gezien bij mijn aankomst en ze had niets tegen me gezegd waaruit viel op te maken dat ze Marguerite had geschreven. Plotseling herinnerde ik me de vraag die mevrouw Du

43. De toekomst leek zo rooskleurig

Mijn vader had een brief voor me achtergelaten: Als je vandaag terugkomt om me te zien, wacht dan op me tot vier uur. Als ik er om vier uur nog niet ben, kom dan morgen met me eten. Er is iets dat ik je wil zeggen. Ik wachtte tot het tijdstip dat hij genoemd had. Hij kwam niet. Ik vertrok. De dag tevoren was Marguerite triestig geweest. Nu was ze bevangen door een koortsachtige onrust. Toen ze me zag aankomen, vloog ze me om de hals, maar ze huilde een hele tijd in mijn armen. Ik vroeg haar naar dat plotselinge verdriet, waarvan de heftigheid me verontrustte. Ze wilde me geen duidelijke reden noemen, ze zei allerlei dingen die vrouwen zeggen als ze niet willen zeggen wat er echt aan de hand is. Toen ze een beetje tot rust was gekomen, vertelde ik haar hoe ik die dag was gevaren. Ik liet de brief van mijn vader zien en ik legde haar uit waarom dat gunstig nieuws voor ons was.Toen ze de brief zag en mijn uitleg hoorde, stroomden haar tranen nog rijkelijker. Het werd zo erg dat ik Nan

42. Wat ben je bleek

‘Eindelijk,’ riep Marguerite, terwijl ze me om de hals viel. ‘Daar ben je. Wat ben je bleek!’ Ik vertelde haar van de scène met mijn vader. ‘O hemel, ik was er al bang voor,’ zei ze. ‘Toen Joseph hier was om de komst van je vader te melden, werd het me koud om het hart. Mijn arme vriend, wat een verdriet bezorg ik je! Misschien is het beter dat je me verlaat en niet in conflict raakt met je vader. Maar ik heb hem toch niets gedaan? We leven hier stil, we gaan nog veel stiller leven. Hij moet snappen dat je een maîtresse hebt en hij zou blij moeten zijn dat ik dat ben, want ik houd van je en ik wil niet meer dan jouw positie toelaat. Heb je hem verteld hoe we onze toekomst willen inrichten?’ ‘Ja, en daar werd hij bozer van dan van al het andere, want toen hij zag hoe vastbesloten ik was, begreep hij hoeveel we van elkaar houden.’ ‘Wat moeten we doen?’ ‘We blijven samen, lieveling, en we laten deze bui overdrijven.’ ‘Zál hij overdrijven?’ ‘Dat moet wel.’ ‘Maar je vader zal het er