51. Oordeel maar over me

'Je vader pakte mijn handen en zei op een liefdevolle toon:
“Lief kind, vat het niet verkeerd op wat ik je ga zeggen. Begrijp alsjeblieft dat het leven je soms voor noodzakelijkheden plaatst die het hart zeer doen maar waaraan je je toch moet onderwerpen. Je bent een goed mens. Je hebt een aard die zo edelmoedig is dat veel vrouwen, die niet aan je kunnen tippen, je er misschien om zullen minachten. Maar bedenk, naast de minnares is er ook de familie. Naast liefde zijn er ook verplichtingen. Na de tijd van de hartstochten komt er een tijd waarin een man die gerespecteerd wil worden zich een serieuze plaats in het leven moet verwerven. Mijn zoon is niet gefortuneerd, maar hij is bereid het erfdeel van zijn moeder aan jou af te staan. Je snapt toch wel, als hij het offer aanvaardt dat jij voor hem wilt brengen, dan wil hij op zijn beurt jou iets schenken wat je zelfs als alles je tegenzit enige bescherming biedt. Maar hij kan jouw offer helemaal niet accepteren. Want als hij dat zou doen, zouden de mensen die jullie niet kennen daar een heel andere verklaring voor geven. Het zou ze niet uitmaken dat Armand van je houdt, dat jij van hem houdt, dat jullie wederzijdse liefde een groot goed is voor hem, en voor jou een vorm van eerherstel. Er zou maar één ding zijn dat telt: Armand Duval staat toe dat een meisje van lichte zeden – neem me niet kwalijk, lief kind, dat ik het zo zeg – dat ze voor hem alles verkoopt wat ze bezit. En dan komt de dag dat je elkaar dingen gaat verwijten. Dat je spijt hebt. Dat gebeurt echt, het gebeurt jullie net zoals het anderen vóór jullie is gebeurd. En jullie zitten allebei vast aan een ketting die je niet meer kunt verbreken. En wat doe je dan? Je hebt je jeugd verspild. De toekomst van mijn zoon is bedorven. En ik, zijn vader, ik kan nog maar op één kind terugvallen, in plaats van op twee.
Jij, je bent jong, je bent mooi. Het leven zal je hier overheen helpen. Je bent edelmoedig, en de herinnering aan een goede daad zal opwegen tegen heel wat dingen die je in het verleden zijn overkomen.
Armand kent je nu zes maanden, en hij is me helemaal vergeten. Ik heb hem vier keer geschreven en hij heeft niet één keer de moeite genomen me te antwoorden. Ik had kunnen sterven zonder dat hij er iets van wist.
Ook al ben je nog zo vast van plan anders te gaan leven dan vroeger, Armand, die van je houdt, zal niet kunnen instemmen met het bescheiden bestaan waartoe jullie zullen zijn veroordeeld – en dat ook niet past bij jouw schoonheid. Maar wie weet wat hij dan zal doen! Hij heeft aan de speeltafels gezeten, ik weet dat. En zonder jou daar iets van te zeggen, dat weet ik ook. Maar in een dronken bui had hij het geld kunnen gebruiken dat ik al jaren aan het sparen ben voor de bruidsschat van zijn zus, voor hemzelf, en voor mijn pensioen. En wat had kunnen gebeuren, kan nog altijd gebeuren.
Weet je trouwens zeker dat het leven dat je nu verlaat, voor hem, dat je dat niet opnieuw in verleiding zal brengen? Je houdt van hem, nu, maar weet je zeker dat je nooit verliefd zult worden op een ander? Weet je zeker dat je geen verdriet zult hebben van de hinderpalen die jullie verbintenis zal opwerpen in het leven van je minnaar? Zul je hem kunnen troosten als later in jullie leven bij hem de droom van de liefde plaats maakt voor het verlangen naar een carrière? Denk daar goed aan mevrouw Gautier. Je houdt van Armand. Bewijs het hem op de enige manier waarop dat nog kan: door je liefde op te offeren aan zijn toekomst. Er zijn nog geen ongelukken gebeurd, maar er zullen dingen gebeuren, misschien nog wel erger dan ik kan voorzien. Armand kan jaloers worden op iemand met wie je een verhouding hebt gehad. Misschien daagt hij hem uit, misschien gaat hij een duel aan, wordt hij gedood. En denk aan wat je dan moet zeggen tegen deze vader, die je zal vragen verantwoording af te leggen voor het leven van zijn zoon!
En tot slot, lief kind, luister naar wat ik je nog niet heb gezegd, luister naar wat me uiteindelijk naar Parijs heeft gebracht. Ik heb een dochter, dat heb ik al gezegd. Ze is jong, mooi, zuiver als een engel. Ze houdt van iemand, en zij heeft ook van die liefde de droom van haar leven gemaakt. Ik heb Armand over dit alles geschreven, maar hij was helemaal bezeten van jou en hij heeft me niet geantwoord. Mijn dochter gaat trouwen. Ze trouwt met de man van wie ze houdt. Ze gaat deel uitmaken van een gerespecteerde familie, die niet wil dat er een vlek zit op mijn familieblazoen. De familie van mijn toekomstige schoonzoon weet wat voor leven Armand leidt in Parijs. Ze hebben gezegd dat ze geen toestemming zullen geven voor een huwelijk als Armand doorgaat met dat leven. De toekomst van een kind dat jou niets heeft gedaan, en dat moet kunnen vertrouwen op de toekomst, ligt in jouw handen.
Heb je het recht dat kapot te maken? Durf je dat? Ik doe een beroep op je liefde, Marguerite, op je berouw. Gun me het geluk van mijn dochter!”
Ik huilde in stilte, Armand, bij deze overwegingen, die ikzelf ook al zo dikwijls gemaakt had, en die, uit de mond van je vader nog ernstiger klonken. Ik zei tegen mezelf alles wat je vader niet durfde uitspreken maar wat hem keer op keer op de lippen lag. Dat ik in feite alleen maar een meisje van plezier was. Dat onze verhouding, hoe ik het ook wend of keer, ook iets van berekening heeft. Dat mijn verleden me geen recht geeft om te dromen van zo’n toekomst, en dat ik verantwoordelijkheden op me neem die ik, met mijn verleden en mijn reputatie, helemaal niet om me mag nemen. En ik hield van je, Armand! De vaderlijke toon waarop meneer Duval met me praatte, de gevoelens die hij bij me opriep: het respect dat ik zou verwerven bij deze hoogstaande vader, jouw respect, dat je me uiteindelijk beslist zou schenken, dat allemaal, het wekte in mijn hart gevoelens die mijn zelfrespect verhoogden en me schijnheiligheden voorhielden die me tot dusver onbekend waren. Ik bedacht dat deze oude meneer die me nu bedolf onder smeekbeden voor de toekomst van zijn zoon, later aan zijn dochter zou vragen mij in haar gebeden te gedenken als een mysterieuze vriendin. En ik kreeg meer waarde in mijn eigen ogen, ik was trots op mezelf.
Ik was geëxalteerd, en misschien sloeg ik daardoor de waarheid van deze gevoelens te hoog aan, maar zo was het op dat moment, mijn vriend, nieuwe hooggestemde gevoelens die de herinnering aan onze gelukkige dagen tot zwijgen brachten.
“Goed, meneer,” zei ik, terwijl ik mijn tranen droogde. “Gelooft u dat ik van uw zoon houd?”
“Ja,” zei meneer Duval.
“Met een oprechte liefde?”
"Ja.”
"Gelooft u dat ik mijn hoop op deze liefde had gesteld, dat ik er vergeving van verwachtte voor het leven dat ik had geleid?”
"O ja, zeker.”
“Omhels me, meneer, omhels me één keer als een dochter, en ik beloof u dat deze omhelzing, de enige echte zuivere omhelzing die ik ooit heb ontvangen, me sterk zal maken tegen mijn liefde. Binnen een week zal uw zoon bij u terug zijn, misschien een tijdlang ongelukkig, maar uiteindelijk genezen.”
“Edelmoedig ben je,” antwoordde je vader, en hij kuste me op het voorhoofd. “Je neemt iets op je waar god je voor zal lonen. Maar ik ben bang dat het met mijn zoon anders zal zijn.”
“O ja, dat begrijp ik best, meneer. Hij zal me haten.”
Er moest tussen ons een barrière worden geschapen waar niet overheen te komen was, door jou noch door mij.
Ik schreef Prudence dat ik de voorwaarden van meneer de graaf de N… aanvaardde. Ze kon hem gaan vertellen dat ik met hem en met haar wilde souperen.
De brief aan jou deed ik in een envelop en ik vroeg je vader hem aan het adres van Prudence te laten bezorgen als hij in Parijs was.
Hij vroeg me wat er in stond.
“Dat is het geluk van uw zoon,” antwoordde ik.
Je vader omhelsde me nog een laatste keer. Ik voelde op mijn voorhoofd twee tranen van dankbaarheid. Het was als een doopsel waardoor mijn fouten me werden vergeven, en op het moment waarop ik me net aan een andere man had overgegeven straalde ik van trots bij de gedachte aan wat ik met deze nieuwe misstap tot stand bracht.
Het was toch logisch, Armand. Je had me zelf gezegd dat je geen beter mens dan jouw vader kon tegenkomen.
Meneer Duval stapte weer in zijn rijtuig en verdween.
Maar ik ben een vrouw, en toen ik je terugzag kon ik mijn tranen niet inhouden. Toch hield ik me aan mijn voornemen.
Je hebt gezien hoe moeilijk ik het had toen het uur van onze onvermijdelijke scheiding naderde. Je vader was er niet meer om me steun te bieden. En er was een moment dat het weinig scheelde of ik had je alles opgebiecht, zo afschuwelijk was de gedachte dat je me zou haten en zou minachten.
Je gelooft het misschien niet, Armand maar er kwam een moment dat ik god bad dat hij me kracht zou geven. En het bewijs dat hij mijn offer heeft aanvaard, is dat hij me de kracht schonk waar ik om vroeg.
Bij het souper snakte ik ook nog naar hulp, want ik wilde niet weten wat ik op het punt stond te doen, zo bang was ik dat de moed me zou ontbreken.
Hoe had ik ooit kunnen denken dat ik, Marguerite Gautier, zoveel verdriet zou hebben bij de gedachte alleen aan een nieuwe minnaar!
Ik dronk voor de vergetelheid en toen ik de volgende ochtend wakker werd lag ik in bed met de graaf.
Dat is het, mijn vriend, de hele waarheid. Oordeel maar over me. Maar vergeef me, zoals ik ook jou alles vergeven heb wat je me sinds die dag hebt aangedaan.’
[Verder lezen]

Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Een veiling

3. Marguerite Gautier

2. Het boudoir van een lichte vrouw