50. De papieren van Marguerite

Armand was doodmoe na dit lange, soms door tranen onderbroken verhaal. Hij gaf me de papieren van Marguerite, en legde daarna beide handen op zijn voorhoofd en sloot zijn ogen, of dat nu was om na te denken of omdat hij wilde slapen.
Een paar ogenblikken later verried zijn wat snellere ademhaling dat hij sliep, maar heel licht, het soort slaap dat verdwijnt bij het minste of geringste.
Wat ik las, en wat ik hier afschrijf zonder er ook maar iets aan te veranderen, was dit:

‘Het is vandaag 15 december. Ik ben al een paar dagen ziek. Vanmorgen ben ik op bed blijven liggen. Het is somber weer, ik ben verdrietig. Er is niemand bij me, en ik denk aan jou, Armand. En jij, waar ben jij op het ogenblik dat ik deze regels schrijf? Ver weg van Parijs, heel ver weg, hoor ik. Misschien ben je Marguerite al vergeten. Nou ja, wees gelukkig, je bent de man aan wie ik de enige momenten van vreugde in mijn leven te danken heb.
Ik kon de verleiding niet weerstaan je mijn gedrag uit te leggen en ik schreef je een brief, maar een brief van een meisje als ik, zo’n brief kan beschouwd worden als leugenachtig, als hij tenminste niet is gesanctioneerd door mijn dood en zo in plaats van een brief een biecht is geworden.
Ik ben vandaag ziek. Ik kan doodgaan aan deze ziekte, want ik heb altijd gevoeld dat ik jong zou sterven. Mijn moeder is gestorven aan de longziekte, en de ziekte is het enige wat ze me heeft nagelaten. Het leven dat ik tot nu toe heb geleid heeft mijn ziekte geen goed gedaan. Maar ik wil niet doodgaan zonder dat je precies kunt weten wat je aan me had. Als tenminste, als je terugkomt, dit meisje, van wie je zo hield, je nog iets kan schelen.
Dit stond er in mijn brief: het zal me goed doen hem over te schrijven, het stelt me in staat mijn rechtvaardiging nog een keer te herhalen. Je weet nog wel, Armand, hoe verrast we waren, in Bougival, van de komst van je vader. Je weet hoe ondersteboven ik was toen je me ’s avonds vertelde van jullie ontmoeting.
De volgende dag, toen je in Parijs was en wachtte op je vader die niet terugkwam, diende zich iemand bij me aan die me een brief overhandigde van meneer Duval.
In die brief – ik voeg hem hierbij – vroeg je vader me dringend te zorgen dat je de volgende dag niet aanwezig was, en hem dan te ontvangen. Hij had me iets te zeggen, en verzocht me vooral jou niets over zijn brief te vertellen.
Je weet nog wel hoe ik er bij je op aandrong dat je de volgende dag opnieuw naar Parijs zou gaan. Je was een uur weg, toen je vader verscheen. Ik zal je niet vertellen wat voor indruk zijn strenge uiterlijk op me maakte. Je vader was helemaal overtuigd van het ouderwetse idee dat courtisanes altijd harteloze, geestloze wezens zijn, een soort machines die je voedt met goudstukken en die als echte machines, als je niet oppast, de hand vermorzelen die ze voedt. Machines die, zonder gevoel, zonder onderscheid, vernietigen wat ze in beweging houdt.
De brief die je vader me had geschreven was heel gematigd, anders had ik hem niet ontvangen. Maar toen hij bij me verscheen was zijn toon niet helemaal zoals die van zijn brief. De toon die hij aansloeg was nogal uit de hoogte, nogal impertinent. Hij uitte zelfs dreigementen. Ik moest hem aan zijn verstand brengen dat ik hier in mijn eigen huis was, en dat ik hem geen verantwoording schuldig was van het leven dat ik leidde. Dat ik hem alleen ontving omdat ik oprecht hield van zijn zoon.
Meneer Duval kalmeerde wat, maar begon desondanks zich te beklagen dat ik zijn zoon te gronde richtte. Hij kon dat niet tolereren. Ik was mooi, dat was waar, maar al was ik nog zo mooi, ik kon die schoonheid niet gebruiken om met mijn uitspattingen zijn toekomst te bederven.
Daar was maar één antwoord op, he. Ik liet hem de bewijzen zien dat ik je trouw was en dat ik nooit meer geld van je had gevraagd dan je me kon geven. Ik liet de kwitanties zien van de bank van lening, die van de mensen aan wie ik had verkocht wat ik niet kon belenen, ik legde je vader uit dat ik mijn meubels ging verkopen om mijn schulden te vereffenen, zodat ik met je samen kon leven zonder dat ik een blok aan je been was. Ik vertelde hem hoe gelukkig we waren, het uitzicht dat je me had gegeven op een leven van rust en geluk. Uiteindelijk zwichtte hij, zo had ik de indruk. Hij reikte me de hand en vroeg me hem de toon die hij aanvankelijk had aangeslagen te vergeven.
Daarna zei hij:
“Dan moet ik , mevrouw, niet meer met dreigementen, maar met smeekbeden proberen je ertoe te brengen een offer te brengen dat nog grote is dan alles wat je al voor mijn zoon hebt gedaan.”
Ik beefde.'
[Verder lezen]

Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Een veiling

3. Marguerite Gautier

2. Het boudoir van een lichte vrouw