47. Liefhebben of haten

Er ging zo een maand voorbij, maar langer hield ik het niet vol. De herinnering aan Marguerite achtervolgde me. Ik had haar te zeer liefgehad om haar nu ineens te kunnen vergeten. Ik moest haar liefhebben of haar haten, maar wat ik ook voor haar voelde, ik had er behoefte aan haar terug te zien, en wel dadelijk.

Het was een verlangen dat zich in me vastzette met alle heftigheid van de wil die zijn opwachting maakt in een lichaam dat lange tijd inert is geweest. Ik had Marguerite nodig, niet in de toekomst, of over een maand, over een week, maar nu, de dag nadat het idee bij me was opgekomen. Ik ging naar mijn vader en vertelde hem dat ik voor zaken naar Parijs moest, maar dat ik zo spoedig mogelijk terug zou komen.
Hij kon natuurlijk raden wat er aan de hand was, en hij drong er op aan dat ik niet weg zou gaan, maar hij begreep dat in mijn toestand het niet-uitvoeren van mijn voornemen ernstige gevolgen kon hebben. Hij omhelsde me, en vroeg me, bijna in tranen, zo snel mogelijk terug te komen.
Ik deed geen oog dicht tot ik in Parijs was.
Maar nu ik er was, wat moest ik? Ik wist het niet, maar hoe dan ook, ik moest iets doen aan Marguerite.
Ik ging naar de rue de Provence om me te kleden, en omdat het mooi weer was en er nog tijd voor was, ging ik daarna naar de Champs Elysées.
Na een half uur zag ik in de verte het rijtuig van Marguerite uit de richting van de rotonde naar het place de la Concorde rijden.
Ze had haar paarden teruggekocht want het rijtuig was net als vroeger. Alleen zij zat er niet in.
Nauwelijks had ik dat gemerkt, of ik zag, om me heen kijkend, Marguerite, te voet, in het gezelschap van een vrouw die ik nooit eerder had gezien. Toen ze me passeerde verbleekte ze en glimlachte ze nerveus. Mijn hart klopte heftig, maar ik slaagde er in mijn koelbloedigheid te bewaren en ik groette mijn voormalige maîtresse koeltjes. Bijna onmiddellijk daarna stapte ze met haar vriendin in haar rijtuig.
Ik kende Marguerite. Onze onverwachte ontmoeting had haar geschokt. Ze had ongetwijfeld gehoord dat ik uit Parijs was vertrokken en dat had haar gerustgesteld over onze breuk. Maar nu ze me terugzag, zo bleek als ik was, moest ze hebben begrepen dat onze ontmoeting geen toeval was en ze vroeg zich ongetwijfeld af wat er zou gebeuren.
Als Marguerite ongelukkig was geweest, als ik, om me op haar te wreken, haar te hulp had kunnen komen, dan had ik haar misschien vergeven, en het zou zeker niet bij me zijn opgekomen om haar kwaad te doen. Maar ik zag Marguerite terug terwijl ze gelukkig was, of dat in ieder geval leek te zijn. Een ander had haar de luxe teruggegeven die ze door mij had verloren. Onze breuk, die van haar was uitgegaan, werd daardoor iets van plat eigenbelang. Ik voelde me vernederd. Ik moest haar betaald zetten wat ze me had aangedaan.
Ik kon niet onverschillig zijn voor wat deze vrouw deed, en ik dacht daarom dat ik haar niet erger kon kwetsen dan door onverschilligheid. Onverschilligheid niet alleen in haar ogen, maar ook in die van anderen. Ik probeerde een glimlach op te zetten en ik ging naar Prudence.
Het kamermeisje ging me aankondigen en ik moest even wachten in de salon.
Even later verscheen Mevrouw Duvernoy. Ik mocht binnenkomen in haar boudoir. Toen ik ging zitten, hoorde ik de deur van de salon opengaan. Het parket kraakte onder een lichte pas en de deur naar het trappenhuis viel met een klap dicht.
‘Stoor ik?’ vroeg ik aan Prudence.
‘Nee hoor. Marguerite was er, maar toen je werd aangekondigd is ze er van door gegaan. Zij was het die net wegging.’
‘Dus ze is nu bang van me?’
‘Dat niet, maar ze is wel bang dat je het niet prettig vindt haar te zien.
‘Waarom dat?’ zei ik terwijl ik krampachtig probeerde vrij te ademen. Ik stikte bijna. ‘Het arme kind heeft met me gebroken om haar rijtuig terug te krijgen, haar meubels, haar diamanten, en dat was verstandig, ik heb geen enkel recht om kwaad te zijn. Ik ben haar vandaag nog tegenkomen,’ zei ik nonchalant.
‘Waar?’ vroeg Prudence. Ze keek me aan en leek zich af te vragen of ze met dezelfde man te maken had die onlangs nog zo verliefd was.
‘Op de Champs Elysées. Ze was met een andere vrouw, heel knap, wie was dat?’
‘Hoe zag ze er uit?’
‘Blond, slank, met pijpenkrullen. Blauwe ogen. Heel elegant.
‘Aha, dat is Olympe. Inderdaad een heel knap meisje.’
‘Met wie is zij?’
‘Met niemand, met iedereen.’
‘En waar woont ze?’
‘Rue Tronchet nummer … Kijk eens aan. Wil je haar het hof maken?’
‘Ik weet het niet.’
‘En Marguerite?’
‘Ik zou liegen als ik zei dat ik helemaal niet meer aan haar denk. Maar weet je, voor mij maakt het een groot verschil hoe je met elkaar breekt. Marguerite heeft me op zo’n onverschillige manier aan de dijk gezet dat ik me een grote stommeling vond dat ik zo verliefd op haar was. Want ik was echt helemaal weg van haar.’
Je kunt je voorstellen op wat voor toon ik dat probeerde te zeggen, maar het zweet stond me op het voorhoofd.
‘Nou zeg, ze hield echt heel veel van je, en dat is nog steeds zo. Geloof je me niet? Toen ze hier binnenviel was het net nadat ze je had ontmoet. Ze wilde het me vertellen. Maar ze beefde van top tot teen, ze was er bijna ziek van.’
‘Zo. En wat zei ze?’
‘Ze zei: “Hij komt vast ook naar jou,” en ze vroeg me je te vragen haar te vergeven.’
‘Ik heb haar vergeven. Zeg haar dat maar. Ze is een lieve meid, maar ja, een meisje van plezier. Wat ze me heeft aangedaan, dat had ik kunnen verwachten. Eigenlijk ben ik haar zelfs dankbaar, want zoals het nu is, vraag ik me af waar dat op zou zijn uitgedraaid, dat idee van mij om met haar samen te gaan leven. Het was dwaasheid.’
‘Het zal haar goed doen dat je er zo over denkt. Het was hoog tijd voor haar om je verlaten, mijn beste. Die schurkachtige zaakgelastigde die haar inboedel zou verkopen is haar schuldeisers afgelopen om na te gaan hoeveel ze hun schuldig was. Die waren er niet gerust op, en ze wilden met twee dagen een verkoop houden.’
‘En nu? Het is betaald?’
‘Zo ongeveer.’
‘En waar komt het geld vandaan?’
‘De graaf de N… Er zijn echt mannen, die zijn hiervoor gemaakt. Hij heeft twintig mille opgehoest. Maar meer zit er niet in. Hij weet dat Marguerite niet verliefd op hem is, maar hij is desondanks erg lief voor haar geweest. Je zag het wel, hij heeft haar paarden teruggekocht, hij heeft de juwelen weggehaald bij de bank van lening en hij geeft haar net zoveel geld als de hertog deed. Als zij stil wil gaan leven, kan ze met deze man heel lang toe.’
‘En zijzelf? Woont ze nu permanent in Parijs?’
‘Na jouw vertrek wilde ze niet één keer meer naar Bougival. Ik ben er heengegaan om haar spullen op te halen. De jouwe ook trouwens. Ik heb er een pakje van gemaakt, dat kun je hier laten ophalen. Alles is er, behalve een kleine portefeuille, met jouw initialen. Die wilde Marguerite graag houden. Als je hem graag terug wilt, vraag ik haar dat.’
‘Ze mag hem houden,’ stamelde ik, want ik voelde de tranen al opkomen bij de herinnering aan dat dorp waar ik zo gelukkig was geweest, en bij de gedachte dat Marguerite een aandenken aan mij wilde bewaren. Als ze op dat moment was binnengekomen, zouden mijn wraakgevoelens in het niets zijn opgegaan en zou ik aan haar voeten zijn gevallen.
‘Ik heb haar trouwens nog nooit gezien zoals ze nu is,’ ging Prudence verder. ‘Ze slaapt bijna niet. Ze loopt alle bals af. Ze soupeert nog laat. Ze drinkt zelfs teveel. Laatst moest ze na een souper een week lang het bed houden, en toen de dokter haar toestond op te staan, is ze dadelijk weer begonnen, met gevaar voor haar leven. Ga je haar opzoeken?’
‘Opzoeken? Waarom? Ik heb jou opgezocht omdat je altijd heel aardig tegen me was, en omdat ik je al kende vóór Marguerite. Als ik haar minnaar ben geweest, dan heb ik dat aan jou te danken, net zoals ik het aan jou te danken heb dat ik dat nu niet meer ben. Ja toch?’
‘O lieve hemel. Ik heb gedaan wat ik kon om haar er toe te brengen je te verlaten. En ik weet zeker dat je me er later dankbaar voor zult zijn.’
‘Ik ben je dubbel erkentelijk,' zei ik, terwijl ik opstond. ‘Want weet je, ik vond het afschuwelijk te moeten zien hoe die vrouw alles wat ik haar zei serieus nam.’
‘Ga je weg?’
‘Ja.’
Ik had genoeg gehoord.
‘Wanneer zien we je weer?’
‘Gauw. Tot ziens.’
Prudence liep met me naar de deur en ik ging terug naar huis, met tranen van woede in mijn ogen en mijn hart vol wraakzucht.
Marguerite was dus een meisje zoals alle anderen. Dus de grote liefde die ze voor me voelde kon niet opwegen tegen haar behoefte aan haar oude leventje, de behoefte om een rijtuig te hebben, om mee te doen aan wilde feesten.
Dat is wat ik tegen mezelf zei, maar ik deed geen oog dicht. In feite zou ik, als ik echt zo koelbloedig was als ik pretendeerde, hebben begrepen dat Marguerite met dit nieuwe, wilde bestaan een gedachte wilde onderdrukken die haar niet losliet, een schrijnende herinnering.
Maar ondertussen was ik bezeten van boze gedachten, en ik probeerde alleen maar manieren te bedenken om mijn arme stakker te kwetsen. Wat is een man toch kleingeestig en gemeen als zijn eigendunk is gekwetst!
Die Olympe, met wie ik haar had gezien, was misschien niet echt een vriendin van Marguerite, maar het was wel degene die ze het vaakst bezocht sinds ze weer in Parijs was. Deze Olympe gaf een bal, en omdat ik aannam dat Marguerite daar zou zijn, probeerde ik een uitnodiging te bemachtigen. Dat lukte.
Toen ik, vervuld van boze gevoelens, bij het bal aankwam, zat de stemming er al goed in. Er werd gedanst, er werd zelfs geschreeuwd, en tussen de dansers ontwaarde ik Marguerite die danste met de graaf de N… Hij leek heel trots dat hij zich met haar kon vertonen, en hij leek tegen de hele wereld te zeggen:
‘Deze vrouw is van mij.’
Ik leunde tegen de schoorsteenmantel, recht tegenover Marguerite, en ik keek hoe ze danste. Zodra ze me zag raakte ze in de war. Ik keek haar aan en groette haar verstrooid met een handgebaar en met een blik.
Als ik eraan dacht dat ze na het bal niet met mij weg zou gaan, maar met die rijke debiel, als ik me voorstelde wat ze waarschijnlijk zouden doen als ze bij haar thuis waren, dan steeg het bloed me naar de wangen en het enige wat ik nog wilde was hun liefde dwarsbomen.
Na de contradans ging ik een hand geven aan de gastvrouw, die voor de ogen van haar gasten pronkte met prachtige schouders en een verblindend decolleté. Ze was een meisje van een grote schoonheid, qua vormen zelfs mooier dan Marguerite, iets wat ik nog beter begreep toen ik zag wat voor blikken ze op Olympe wierp terwijl ik met haar praatte. Degene die de minnaar was van dit meisje kon net zo trots zijn als de graaf de N… en ze was mooi genoeg om me net zoveel hartstocht in te boezemen als Marguerite had gedaan.
Ze had niemand op dat moment. Het zou niet moeilijk zijn haar minnaar te worden. Het enige wat ik hoefde te doen was zoveel rijkdom te etaleren dat ik opviel.
Mijn besluit stond vast. Deze vrouw zou mijn maîtresse worden.
Ik begon mijn rol als kandidaat-vrijer door Olympe ten dans te vragen.
Een half uur later trok Marguerite, lijkbleek, haar bontmantel aan en verliet het bal.
[Verder lezen]

Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Een veiling

3. Marguerite Gautier

2. Het boudoir van een lichte vrouw