30. Koffers pakken
Die avond had ik had ik al aardig spijt van wat ik gedaan had. Ik was alleen thuis. Ik kon niet slapen en ik werd verscheurd door ongerustheid en jaloezie. Als ik de zaak op zijn beloop had gelaten, bedacht ik me, was ik bij Marguerite geweest en had ik haar de lieve dingen horen zeggen die ik nu maar twee keer had gehoord, en die me in mijn eenzaamheid in mijn oren brandden. Wat er zo afschuwelijk was in mijn situatie, dat was dat ik eigenlijk wel begreep dat ik ongelijk had. Alles wees erop dat Marguerite van me hield. Allereerst dat plan om de zomer met me door te brengen op het land. Maar ook de wetenschap dat niets haar dwong om mijn maîtresse te worden, omdat ik niet rijk genoeg was om in haar behoeften of zelfs maar in haar impulsieve verlangens te voorzien. De reden moest gewoon zijn dat ze hoopte in mij iemand te vinden die echt om haar gaf, die in staat was haar rust te geven van de betaalde liefde waarin ze haar dagen sleet. En al op de tweede dag vernietigde ik die hoop en