Posts

Posts uit juni, 2019 tonen

30. Koffers pakken

Die avond had ik had ik al aardig spijt van wat ik gedaan had. Ik was alleen thuis. Ik kon niet slapen en ik werd verscheurd door ongerustheid en jaloezie. Als ik de zaak op zijn beloop had gelaten, bedacht ik me, was ik bij Marguerite geweest en had ik haar de lieve dingen horen zeggen die ik nu maar twee keer had gehoord, en die me in mijn eenzaamheid in mijn oren brandden. Wat er zo afschuwelijk was in mijn situatie, dat was dat ik eigenlijk wel begreep dat ik ongelijk had. Alles wees erop dat Marguerite van me hield. Allereerst dat plan om de zomer met me door te brengen op het land. Maar ook de wetenschap dat niets haar dwong om mijn maîtresse te worden, omdat ik niet rijk genoeg was om in haar behoeften of zelfs maar in haar impulsieve verlangens te voorzien. De reden moest gewoon zijn dat ze hoopte in mij iemand te vinden die echt om haar gaf, die in staat was haar rust te geven van de betaalde liefde waarin ze haar dagen sleet. En al op de tweede dag vernietigde ik die hoop en

29. Als een kind

Toen ik weer thuis was, huilde ik als een kind. Als je niet ooit tenminste één keer bedrogen bent, dan weet je niet wat een verdriet dat is. Met het soort besluitvaardigheid dat bij een koortstoestand hoort, en waarvan je je niet kunt voorstellen dat het ooit nog aan het wankelen zal worden gebracht, zei ik tot mezelf dat ik onmiddellijk een eind moest maken aan deze liefde. Ik wachtte vol ongeduld tot het dag zou worden: ik was van plan een kaartje kopen voor de diligence en terug te keren naar mijn vader en mijn zus, van wie ik hield en in wier liefde ik tenminste wist dat ik niet bedrogen zou worden. Maar ik wilde niet weggaan zonder dat Marguerite zou weten waarom ik dat deed. Alleen een man die echt niet meer van zijn maîtresse houdt, vertrekt zonder haar te schrijven. In mijn verbeelding formuleerde ik de ene brief na de andere. Ik had een affaire gehad met een meisje dat net zo was als alle meisjes van plezier. Ik had haar veel te veel geïdealiseerd, dat was duidelijk, en ze

28. Ze omhelsde me steviger

Eindelijk ging de graaf weg. Hij stapte in zijn rijtuig en verdween. Prudence sloot het venster. Op hetzelfde moment riep Marguerite. ‘Kom gauw,’ zei ze. 'De tafel wordt gedekt, we gaan iets eten.’ Toen ik binnenkwam rende ze op me af en vloog me om de hals. Ze kuste me uit alle macht. ‘Zijn we nog steeds aan het mokken?’ zei ze. ‘Nee, het is klaar,’ zei Prudence. Ik heb hem een preek gegeven en hij heeft beloofd verstandig te zijn.’ ‘Prachtig.’ Of ik wilde of niet, ik wierp een blik op het bed. Het was nog netjes opgemaakt. Wat Marguerite betreft, zij had haar witte peignoir al aan. We gingen aan tafel. Charmant, lief, spraakzaam, Marguerite was het allemaal, en ik moest mezelf zo nu en dan voor ogen houden dat dit ook alles was wat ik van haar mocht verwachten, en dat heel wat mensen blij zouden zijn om in mijn schoenen te staan. Ik hoefde, net als de herder van Vergilius, alleen maar de genietingen te ondergaan die een god, of liever een godin voor mij in petto had. Ik

27. Wat is het leven maar kort

‘U was er bijna net zo snel als wij,' zei Prudence tegen me. ‘Ja,’ antwoordde ik mechanisch. ‘Waar is Marguerite?’ ‘Thuis.’ ‘Alleen?’ ‘Met meneer de G…’ Ik ijsbeerde met grote stappen door de salon. ‘Wat hebt u?’ ‘Denk je dat ik het leuk vind om hier te wachten tot meneer de G… vertrekt?’ ‘Nou bent u niet redelijk hoor. U snapt toch wel dat Marguerite de graaf niet zo maar aan de deur kan zetten? Meneer de G… is heel lang met haar geweest, hij heeft haar altijd veel geld gegeven. Hij geeft haar nog steeds geld. Marguerite geeft meer dan honderdduizend franc per jaar uit. Ze heeft veel schulden. De hertog stuurt haar altijd geld als ze erom vraagt, maar ze durft hem niet steeds zoveel te vragen als ze nodig heeft. Ze moet geen ruzie krijgen met de graaf, die haar zo’n tienduizend per jaar waard is. Op zijn minst. Marguerite is erg op u gesteld, beste vriend, maar jullie verhouding moet niet te serieus worden – in haar belang maar ook in het uwe. Met uw jaargeld van zeven o

26. Doodongelukkig

De loges raakten één voor één bezet. Eén bleef er leeg, die vooraan op de begane grond. Ik hield mijn ogen voortdurende op deze loge gevestigd. Bij het begin van het derde bedrijf hoorde ik de deur opengaan. Marguerite verscheen. Ze kwam onmiddellijk naar voren, monsterde de parterre, zag me en bedankte me met een blik. Ze was die avond ongelofelijk mooi. En koket. Was dat om mij? Hield ze zoveel van me dat ze dacht dat ik gelukkiger zou zijn naarmate ik haar mooier vond? Ik weet het nog steeds niet. Maar als dat haar bedoeling was, dan had ze succes, want toen ze zich liet zien werden overal koppen bij elkaar gestoken en zelfs de acteur die op de bühne stond wierp een blik op die vrouw die alleen door haar verschijning zoveel onrust veroorzaakte. En ik had de sleutel van haar appartement en over drie of vier uur zou ze opnieuw de mijne zijn! Men heeft kritiek op iemand die zich ruïneert voor een actrice of voor een meisje van plezier; zelf denk ik dat het een wonder is dat manne

25. Vanavond in het vaudeville-theater

Om vijf uur ’s ochtends, toen de dag door de gordijnen begon te schijnen, zei Marguerite: ‘Vergeef me dat ik je wegjaag, maar het moet echt. De hertog bezoekt me iedere morgen. Als hij komt krijgt hij te horen dat ik slaap, en dan wacht hij misschien tot ik wakker word.’ Ik nam het hoofd van Marguerite in mijn handen, dat werd omlijst door haar loshangende haren. Ik gaf haar een laatste kus en ik zei: ‘Wanneer zie ik je terug?’ ‘Kijk,’ zei ze, ‘daar op de schoorsteenmantel ligt een verguld sleuteltje. Maak deze deur open en breng daarna de sleutel terug en ga. In de loop van de dag krijg je een briefje met mijn orders – orders want je moet me blindelings gehoorzamen, dat weet je.’ ‘Ja, maar als ik je nu al iets vraag?’ ‘Wat?’ ‘Ik wil die sleutel graag houden.’ ‘Je zou de eerste zijn.’ ‘Nou en? Doe het. Want ik zweer je, ik houd meer van je dan die anderen’ ‘Goed, houd hem maar. Maar vergeet niet, het hangt nog steeds van mij af of je iets met die sleutel kunt aanvangen.’ ‘

24. 'Ondanks mijn slechte karakter?'

Hoe de rest van de dag voorbijging, ik weet het niet. Ik wandelde, ik rookte, ik praatte, maar met wie ik praatte en wat ik zei tot tien uur die avond, ik weet er niets meer van. Alles wat ik nog weet is dat ik terugging naar huis, dat ik drie uur bezig was met mijn toilet, en dat ik honderd keer nu eens op de klok keek en dan weer op mijn horloge, maar dat ze allebei dezelfde tijd bleven aanwijzen. Toen het half elf was, zei ik bij mezelf dat het tijd was om te vertrekken. Ik woonde in die tijd in de rue de Provence. Ik liep via de rue du Mont Blanc. Ik stak de boulevard [2] over. Nam de rue Louis le Grand, de rue de Port Mahon, tot de rue d’Antin. Ik keek naar Marguerites ramen. Er was licht aan. Ik belde. Ik vroeg aan de portier of mevrouw Gautier thuis was. Hij antwoordde dat ze nooit thuiskwam voor elf uur, kwart over elf. Ik keek op mijn horloge. Ik dacht dat ik het heel rustig aan had gedaan, maar ik was in vijf minuten van de rue de Provence naar Marguerite gelopen. D

23. Verliefd

Toen Armand zo ver was met zijn verhaal, stopte hij. ‘Wil je het raam dichtdoen?’ vroeg hij. ‘Ik begin het koud te krijgen. Ik kruip even in bed.’ Ik deed het raam dicht. Armand, die nog heel zwak was, deed zijn kamerjas uit en ging in bed liggen. Een paar ogenblikken liet hij zijn hoofd op het kussen rusten, als iemand die moe is van een lang stuk hardlopen of die ten prooi is aan pijnlijke herinneringen. ‘Je hebt misschien teveel gepraat,’ zei ik. ‘Zal ik weggaan, zodat je kunt slapen? Je kunt me de rest van het verhaal later wel een keer vertellen.’ ‘Heb je er genoeg van?’ ‘In tegendeel.’ ‘Dan ga ik verder. Als je nu weg gaat, slaap ik toch niet.’ Toen ik thuis kwam, ging hij verder, zonder hapering, zo scherp stonden hem alle gebeurtenissen nog voor de geest, toen ik thuiskwam, ging ik niet naar bed. Ik begon na te denken over het avontuur dat ik had beleefd. De ontmoeting, de kennismaking, Marguerites belofte, alles was zo snel gegaan, zo onverwacht, dat er momenten waren d

22. 'Ze kan er nog wat van, die mollige Duvernoy'

‘Ah kijk, wat voeren jullie daar uit?’ riep Prudence, die zonder dat wij het merkten was binnengekomen en die op de drempel stond met haar kapsel in de war en haar jurk open. Ik herkende in deze wanorde de hand van Gaston. ‘We hebben een serieus gesprek,’ zei Marguerite. ‘Laat ons even met rust. We komen zo bij jullie.’ ‘Mooi, mooi, praat maar lekker, liefjes,’ zei Prudence. Ze ging weg en sloot de deur achter zich, als om nog eens te benadrukken wat ze had gezegd. ‘Dus dan is dat afgesproken,’ zei Marguerite, toen we weer alleen waren. ‘Het is afgelopen met die hofmakerij.’ ‘Ik ga.’ ‘Is het zo erg?’ Ik was al te ver opgerukt om nog terug te trekken, en bovendien, dit meisje had me helemaal in de war gebracht. Deze mengeling van vrolijkheid, droefenis, oprechtheid, prostitutie, zelfs de ziekte, die haar kennelijk extra bevattelijk maakte voor indrukken, en tegelijkertijd heel prikkelbaar, alles maakte dat ik besefte dat ik echt deze keer greep moest krijgen haar vluchtige natuur,

21. Eén kaars

In de kamer waar ze haar toevlucht had gezocht brandde maar één kaars, en die stond op tafel. Ze lag op een grote canapé, ze had haar jurk losgemaakt, één hand lag op haar hart, de andere hing op de canapé. Op tafel stond een zilveren lampetkom halfvol water. Het water was gemarmerd met sliertjes bloed. Marguerite probeerde, doodsbleek en met de mond half open, op adem te komen. Soms verhief haar borst zich met een diepe zucht, wat haar een beetje verlichting leek te bieden en waardoor ze zich even beter leek te voelen. Ik liep op haar af zonder dat ze een beweging maakte, ik ging zitten en ik pakte de hand die op de canapé lag. ‘Ah, bent u het,’ zei ze met een glimlach. Ik zag er waarschijnlijk nogal ontdaan uit, want ze voegde daar aan toe: ‘Bent u ook ziek?’ ‘Nee, nee, maar u, hebt u erg veel pijn?’ ‘Nauwelijks.’ Met haar zakdoek veegde ze de tranen weg die haar door het hoesten in de ogen waren gesprongen. ‘Ik ben er wel aan gewend.’ ‘U maakt zichzelf kapot, mevrouw,’ zei i

20. Een druppel bloed

‘He, he,’ zuchtte Marguerite toen ze terug was. ‘Die is weg! Hij werkt me aardig op de zenuwen, die vent.’ ‘Lieve kind,’ zei Prudence, ‘je bent wel heel erg gemeen tegen hem. En hij is zo lief en zo zorgzaam. Daar op de schoorsteenmantel, dat klokje dat hij je heeft gegeven. Dat heeft hem minstens vijfduizend franc gekost.’ Mevrouw Duvernoy was naar de schoorsteenmantel gelopen en speelde met het sieraad en wierp er hebberige blikken op. ‘Lieverd,’ zei Marguerite terwijl ze aan de piano ging zitten, ‘als ik afweeg wat hij me geeft tegen wat hij zegt, dan krijgt hij zijn bezoekjes op een koopje.’ ‘Die arme jongen is verliefd op je.’ ‘Als ik moest luisteren naar iedereen die verliefd op me is, dan had ik nog geen tijd over om te eten.’ Ze liet haar vingers over de toetsen gaan. Daarna keerde ze zich om en zei tegen ons: ‘Wilt u iets gebruiken? Ik wil wel een glaasje punch.’ ‘En ik zou wel een stukje kip lusten,’ zei Prudence. ‘Zullen we souperen?’ ‘Een goed idee. Laten we ergen

19. Meneer de N...

‘Goeienavond, mijn beste Gaston,’ zei Marguerite tegen mijn vriend. ‘Fijn je te zien. Waarom kwam je me niet opzoeken in mijn loge in het variététheater?’ ‘Ik was bang indiscreet te zijn.’ ‘O, maar vrienden' - en Marguerite legde de nadruk op dit woord, alsof ze bij alle aanwezigen wilde benadrukken dat Gaston niet meer was dan een vriend en ook nooit meer was geweest – ‘vrienden zijn altijd welkom.’ ‘Mag ik je meneer Armand Duval voorstellen?’ ‘Ik had al tegen Prudence gezegd dat dat mocht.’ ‘Overigens, mevrouw,’ zei ik met een buiging en erin slagend min of meer begrijpelijke klanken uit te stoten, ‘ik had al de eer aan u te zijn voorgesteld.’ Marguerites charmante ogen leken in haar herinnering te zoeken, maar ze wist het niet meer, of ze leek het niet meer te weten. ‘Dankuwel, mevrouw,’ hervatte ik, ‘dat u die eerste keer bent vergeten, want ik maakte me heel erg belachelijk, en u moet me heel vervelend hebben gevonden. Het was twee jaar geleden, in de Opéra Comique. Ik