28. Ze omhelsde me steviger

Eindelijk ging de graaf weg. Hij stapte in zijn rijtuig en verdween. Prudence sloot het venster.
Op hetzelfde moment riep Marguerite.
‘Kom gauw,’ zei ze. 'De tafel wordt gedekt, we gaan iets eten.’
Toen ik binnenkwam rende ze op me af en vloog me om de hals. Ze kuste me uit alle macht.
‘Zijn we nog steeds aan het mokken?’ zei ze.
‘Nee, het is klaar,’ zei Prudence. Ik heb hem een preek gegeven en hij heeft beloofd verstandig te zijn.’
‘Prachtig.’
Of ik wilde of niet, ik wierp een blik op het bed. Het was nog netjes opgemaakt. Wat Marguerite betreft, zij had haar witte peignoir al aan.
We gingen aan tafel.
Charmant, lief, spraakzaam, Marguerite was het allemaal, en ik moest mezelf zo nu en dan voor ogen houden dat dit ook alles was wat ik van haar mocht verwachten, en dat heel wat mensen blij zouden zijn om in mijn schoenen te staan. Ik hoefde, net als de herder van Vergilius, alleen maar de genietingen te ondergaan die een god, of liever een godin voor mij in petto had.
Ik probeerde Prudences lessen in de praktijk te brengen en net zo vrolijk te zijn als mijn disgenoten. Maar wat bij hen natuurlijk was, was bij mij geforceerd en het scheelde weinig of het nerveuze gelach waarmee ik hun een rad voor de ogen probeerde te draaien ging over in tranen.
Eindelijk was de maaltijd voorbij en ik bleef samen met Marguerite. Ze ging, zoals ze dat gewend was, op het tapijt zitten voor het vuur. Met een triest air staarde ze in de vlammen.
Ze mijmerde. Maar waarover? Ik weet het niet. Ik keek haar aan, vol liefde en bijna bang als ik dacht aan het lijden dat ik bereid was voor haar te doorstaan.
‘Weet je waar ik aan denk?’
‘Nee?’
'Aan een oplossing die ik heb gevonden.’
‘Wat voor oplossing?’
‘Ik kan het je nog niet zeggen, maar ik kan wel zeggen wat het resultaat zou zijn. Het resultaat zou zijn dat ik over een maandje vrij ben, ik zou niets meer hoeven te doen en we zouden samen de zomer kunnen doorbrengen op het land.’
‘En je kunt me niet zeggen hoe je dat wilt klaarspelen?’
‘Nee. Je hoeft alleen maar van me te houden zoals ik van jou houd, en dan zal het lukken.’
‘En jij hebt in je eentje die oplossing gevonden?’
‘Ja.’
‘En jij voert dat plan in je eentje uit?’
‘Ja, de zorgen zijn voor mij in mijn eentje,’ zei Marguerite met een glimlach die ik nooit zal vergeten. 'Maar we zullen er samen van profiteren.’
Bij het woord profiteren bloosde ik, want ik moest denken aan Manon Lescaut, die samen met haar minnaar Des Grieux het geld van meneer de B… opmaakte. Ik stond op en ik antwoordde een beetje bot:
‘Alsjeblieft, mijn lieve Marguerite, als we ergens van profiteren, laat het dan zijn van iets wat ik zelf bedenk, en wat ik zelf tot uitvoering breng.’
‘Wat zeg je me nou?’
‘Ik zeg dat ik bang ben dat meneer de graaf van G… die oplossing samen met jou heeft bedacht en dat ik noch met de lusten noch met de lasten ervan iets te maken wil hebben.’
‘Je bent een groot kind. Ik geloofde dat je van me hield, maar ik vergis me. Nou, goed dan.’
En tegelijkertijd stond ze op, ze deed de piano open en ze begon weer de Auffforderung zum Tanz te spelen tot die passage in majeur waarin ze steeds vastliep.
Was dat een gewoontegebaar, of wilde ze me herinneren aan de dag waarop we elkaar hadden leren kennen? Ik weet het niet. Het enige wat ik weet is dat met die melodie de herinneringen terugkwamen, en ik liep op haar af, ik nam haar hoofd tussen mijn handen en ik omhelsde haar.
‘Vergeef je me?’ zei ik.
‘Zoals je ziet,’ zei ze. ‘Maar het is wel zo dat dit pas onze tweede dag is, en er is al iets dat ik je moet vergeven. Die belofte van je, van blinde gehoorzaamheid, die houd je slecht.’
‘Wat wil je, Marguerite, ik hou teveel van je. Ik kan gewoon niet verdragen dat je iets denkt en dat ik het niet weet. Wat je me zo-even voorstelde, dat zou me gek van blijdschap maken, maar mijn hart knijpt dicht van angst als ik denk aan het mysterie dat aan de uitvoering van je plan voorafgaat.’
‘Kom, laten we maar even praten,’ zei ze, terwijl ze mijn handen vastpakte en me aankeek met een onweerstaanbare glimlach. ‘Je houdt van me, toch? En het zou je gelukkig maken om drie of vier maanden met mij naar buiten te gaan. Ik zou zelf ook gelukkig zijn, zo met zijn tweeën, en ik zou niet alleen gelukkig zijn, ik heb het ook nodig voor mijn gezondheid. Ik kan niet zo lang weg uit Parijs zonder mijn zaken te regelen en de zaken van een vrouw als ik zijn altijd heel ingewikkeld. Maar nu heb ik een manier gevonden om het een met het andere te verzoenen, mijn zaken en mijn liefde voor jou - ja, voor jou, niet lachen, ik ben stom genoeg om van je te houden! En hup, daar trek jij een grote broek aan en je bestookt me met grote woorden. Kind, groot kind! Je moet gewoon van me houden en je verder nergens ongerust over maken. Is dat afgesproken?’
‘Alles wat je wilt is afgesproken, dat weet je.’
‘Mooi dan. Binnen een maand zijn we in een of ander dorpje. We wandelen langs het water, en we drinken melk. Je vindt het raar dat ik dat ik zo praat, ik, Marguerite Gautier. Maar dat komt, mijn vriend, omdat dit Parijse leven, dat me zo gelukkig lijkt te maken, als het me niet brandt, verveelt het me. En dan verlang ik ineens naar een rustiger leven, een leven dat me herinnert aan mijn kinderjaren. Want kinderjaren heeft iedereen gehad, wat er ook van hem geworden is. O kalm maar, ik ga je niet vertellen dat ik de dochter ben van een gepensioneerde kolonel en dat ik ben grootgebracht op het internaat van Saint Denis. Ik ben een arm boerenmeisje en zes jaar geleden kon ik nog niet eens mijn naam schrijven. Nu, dat stelt je gerust, of niet?
Waarom ben jij toch de eerste met wie ik de vreugde wil delen van dit verlangen van mij? Dat moet wel zijn omdat ik zag dat je van me hield om mijzelf en niet om jezelf, terwijl alle anderen altijd alleen maar van me gehouden hebben om zichzelf.
Weet je, ik ben dikwijls op het land geweest, maar nooit zoals ik dat eigenlijk wilde. Ik reken op jou om me een tijd te bezorgen van onbezorgd geluk. Wees alsjeblieft lief en doe met dat plezier. Zeg bij jezelf: “Ze wordt niet oud, en op een dag zal het me berouwen als ik het eerste wat ze van me vroeg niet heb gedaan, en dat terwijl het zo gemakkelijk was om te doen.”’
Wat moet je antwoorden op zulke woorden, vooral met de verse herinnering aan een eerste liefdesnacht en in afwachting van een tweede.
Een uur later hield ik Marguerite in mijn armen, en als ze me gevraagd had een misdaad te begaan, ik zou niet geaarzeld hebben.
Om zes uur ‘morgens vertrok ik en voor het vertrek zei ik: ‘Tot vanavond?’
Ze omhelsde me steviger, maar ze zei niets.


In de loop van de dag kreeg ik een briefje met deze woorden:


Lief kind, ik voel me niet zo lekker, de dokter wil dat ik rust neem. ik ga op tijd naar bed vanavond en ik zal je niet zien. Maar om het goed te maken, verwacht ik je morgenmiddag om twaalf uur. Ik houd van je.


Het eerste wat ik zei was: ‘Ze bedriegt me!’ Het ijskoude zweet stond op mijn voorhoofd, want ik was al zo verslingerd aan deze vrouw dat de verdenking me totaal van mijn stuk bracht. En toch moest ik tijdens mijn verhouding met Marguerite bijna iedere dag op zoiets rekenen, en bij mijn andere maîtresses was me dit soort dingen vaak genoeg gebeurd zonder dat het me veel kon schelen. Hoe had deze vrouw zich zo meester gemaakt van mijn leven?
Toen bedacht ik dat ik, omdat ik haar sleutel had, haar gewoon kon bezoeken. Op die manier zou ik vlug genoeg te weten komen hoe het zat, en als ik haar aantrof in het gezelschap van een man, zou ik hem een klap om zijn oren geven.[2]
Ondertussen ging ik naar de Champs Elysées. Ik bleef daar vier uur. Ze verscheen niet. ’s Avonds liep ik alle theaters af, maar ze was nergens.
Om elf uur ging ik naar rue d’Antin.
Er was geen licht in de ramen van Marguerite. Ik belde toch aan.
De portier vroeg waar ik heen wilde.
‘Op bezoek bij mevrouw Gautier,’ antwoordde ik.
‘Ze is nog niet terug.’
‘Ik wacht boven wel op haar.’
‘Er is daar niemand.’
Dat moest hij blijkbaar zeggen, maar ik kon natuurlijk mijn sleutel gebruiken. Ik was echter bang een schandaal te veroorzaken en me belachelijk te maken.
Ik ging alleen niet naar huis. Ik bleef in de straat rondhangen en verloor het huis van Marguerite niet uit het oog. Ik had het gevoel dat ik nog iets te weten zou komen of tenminste dat mijn verdenkingen bevestigd zouden worden.
Tegen middernacht stopte er een koets die ik goed kende bij nummer 9.
Graaf de G... stapte uit en ging het huis binnen, nadat hij zijn rijtuig had weggestuurd.
Een ogenblik hoopte ik dat hij net als ik te horen zou krijgen dat Marguerite niet thuis was, en dat ik hem weer naar buiten zou zien komen. Maar om vier uur ’s ochtends wachtte ik nog.
Ik had drie weken lang heel erg veel verdriet gehad, maar dat was niets, denk ik, bij het verdriet van die nacht.

[Verder lezen]



[1] Een beroemde meisjesschool.

[2] En hem daarmee uitdagen voor een duel.

Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Een veiling

3. Marguerite Gautier

2. Het boudoir van een lichte vrouw