22. 'Ze kan er nog wat van, die mollige Duvernoy'

‘Ah kijk, wat voeren jullie daar uit?’ riep Prudence, die zonder dat wij het merkten was binnengekomen en die op de drempel stond met haar kapsel in de war en haar jurk open. Ik herkende in deze wanorde de hand van Gaston.
‘We hebben een serieus gesprek,’ zei Marguerite. ‘Laat ons even met rust. We komen zo bij jullie.’
‘Mooi, mooi, praat maar lekker, liefjes,’ zei Prudence. Ze ging weg en sloot de deur achter zich, als om nog eens te benadrukken wat ze had gezegd.
‘Dus dan is dat afgesproken,’ zei Marguerite, toen we weer alleen waren. ‘Het is afgelopen met die hofmakerij.’
‘Ik ga.’
‘Is het zo erg?’
Ik was al te ver opgerukt om nog terug te trekken, en bovendien, dit meisje had me helemaal in de war gebracht. Deze mengeling van vrolijkheid, droefenis, oprechtheid, prostitutie, zelfs de ziekte, die haar kennelijk extra bevattelijk maakte voor indrukken, en tegelijkertijd heel prikkelbaar, alles maakte dat ik besefte dat ik echt deze keer greep moest krijgen haar vluchtige natuur, omdat ze anders voor mij verloren zou zijn.
‘Nou, het is je dus ernst,’ zei ze.
‘Heel erg.’
‘Maar waarom heb je me dit niet eerder gezegd?’
‘Wanneer had ik dat moeten doen?’
‘De dag nadat je aan me was voorgesteld in de Opéra Comique.’
‘Ik denk dat je me, als ik je was komen opzoeken, heel onvriendelijk zou hebben ontvangen.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik me een dag eerder had gedragen als een sukkel.’
‘Dat is waar natuurlijk. Maar toch, je hield ook toen al van me?’
‘Ja.’
‘Maar toch ben je naar bed gegaan na die voorstelling, en je hebt goed geslapen. We kennen dat, zulke grote liefdes.’
‘Ja, maar daar vergis je je. Weet je wat ik heb gedaan die avond?’
‘Nee?’
‘Ik heb op je staan wachten bij de deur van het Café Anglais. Ik heb jullie rijtuig gevolgd, dat van jou en je drie metgezellen, en toen ik zag dat je alleen uitstapte, en alleen je huis binnenging was ik heel gelukkig.'
Marguerite barstte in lachen uit.
‘Waarom lach je?’
‘Nergens om.’
‘Zeg het alsjeblieft, of ik ga geloven dat je me toch nog voor de gek houdt.’
‘Zul je niet boos worden?’
‘Waar haal ik het recht vandaan om boos te worden.’
‘Goed dan. Ik had namelijk een goede reden om alleen naar binnen te gaan.’’
‘Hoe zo?’
‘Er wachtte daar iemand op me.’
Met een messteek had ze me niet meer pijn kunnen doen. Ik stond op en reikte haar de hand.
‘Tot ziens,’ zei ik.
‘Ik wist dat je boos zou worden,’ zei ze. 'Mannen willen nu eenmaal per se weten wat hun pijn gaat doen.’
‘Maar ik verzeker je,’ zei ik op kille toon, als wilde ik haar laten zien dat ik voorgoed was genezen van mijn hartstocht, ‘ik verzeker je dat ik niet boos ben. Natuurlijk wachtte er iemand op je, net zo natuurlijk als dat ik vertrek nu het al drie uur ’s nachts is.’
‘Heb je ook iemand die op je zit te wachten?’
‘Nee, maar het is tijd dat ik ga.’
‘Tot ziens dan.’
‘Je stuurt me weg.’
‘Helemaal niet.’
‘Waarom doe je me verdriet?’
‘Wat voor verdriet heb ik je gedaan?’
‘Je zegt wel dat er iemand op je wachtte.’
‘Ik moest gewoon lachen bij het idee dat je zo gelukkig was dat ik alleen mijn huis binnenging, terwijl er een goede reden voor was.’
‘Het gebeurt wel vaker dat mensen blij zijn om iets stoms, en het is gemeen om die blijdschap in de grond te boren als je ze door niets te zeggen gelukkig kunt maken.’
‘Met wie denk je dat je te maken hebt? Ik ben geen onbevlekte maagd en ook geen hertogin. Ik heb je vandaag pas leren kennen en ik hoef me tegenover jou niet te verantwoorden. Laat ik maar toegeven, op een dag word ik je maîtresse. Maar weet wel dat je niet mijn eerste minnaar bent. Als je me nu al jaloerse scènes maakt, wat moet dat dan later worden – als er ooit een later is. Zo iemand als jij heb ik nog nooit meegemaakt.’
‘Dat is omdat nog niemand je ooit heeft liefgehad zoals ik.’
‘Nou eerlijk dan, je houdt dus van me?’
‘Zoveel als je maar van iemand kunt houden, denk ik.’
‘En dat is al sinds..?’
‘Sinds de dag dat ik je uit je rijtuig zag stappen en binnengaan bij Susse, drie jaar geleden.’
‘Weet je dat dat heel lief is! Nou goed dan, wat moet ik doen om deze grote liefde te verdienen?'
‘Een beetje van me houden,’ zei ik met kloppend hart. Ik kon bijna geen woord uitbrengen, want ondanks de half spottende glimlachjes die ze bij dit hele gesprek op haar lippen had, begon Marguerite, meende ik, mijn gevoelens te delen. Het uur waar ik zo lang op had gewacht was dichtbij aan het komen.
‘En de hertog?’
‘Welke hertog?’
‘Mijn jaloerse oude bewonderaar.’
‘Hij komt niets te weten.’
‘En als hij het toch te weten komt?’
‘Hij vergeeft je.’
‘O nee, hij laat me vallen. En wat wordt er dan van mij?’
‘Dat risico neem je wel voor iemand anders.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Je hebt opdracht gegeven om vannacht niemand binnen te laten.’
‘O ja. Dat is zo. Maar dat gaat om een serieuze vriend.’
‘Waar je niets om geeft, want je laat hem in dit uur van de nacht niet binnen.’
‘Je hebt weinig reden om me dat te verwijten. Ik deed het omdat ik jou en je vriend ontvang.’
Ik was stukje voor stukje naar Marguerite toegeschoven, ik had mijn handen om haar middel gelegd, en ik voelde hoe haar soepele lichaam een beetje tegen mijn handen leunde.
‘Als je eens wist hoe ik van je houd!’ zei ik heel zachtjes.
‘Echt?’
‘Ik zweer het.’
‘Goed dan. Als je belooft dat je zonder een woord van protest alles doet wat ik wil, zonder een opmerking, zonder me vragen te stellen, misschien dat ik dan een beetje van je houdt.’
‘Wat je maar wilt.’
‘Maar ik waarschuw je, ik wil vrij zijn om te doen wat in me opkomt, zonder dat ik je ook maar iets vertel over mijn leven. Ik ben al een hele tijd op zoek naar een jonge minnaar, die meegaand is, verliefd zonder eisen te stellen, bemind zonder dat hij daar rechten aan ontleent. Ik heb er nog nooit een gevonden. Mannen, ze zouden blij moeten zijn dat ze een hele tijd kunnen beschikken over waar ze eerst nauwelijks op durfden hopen, maar ze willen dat hun maîtresse hun verantwoording aflegt van het nu, van het verleden, ja zelfs van de toekomst. Als ze aan haar beginnen te wennen, willen ze haar overheersen, en hoe meer ze krijgen, hoe veeleisender ze worden. Als ik nu een nieuwe minnaar neem, dan wil ik dat hij drie eigenschappen heeft die heel zeldzaam zijn. Hij moet me vertrouwen, hij moet doen wat ik wil en hij moet discreet zijn.’
‘Ik zal alles zijn wat je wilt.’
‘We zullen zien.’
‘En wanneer zullen we zien?’
‘Later.’
‘Waarom?’
‘Omdat,’ zei Marguerite, en ze maakte zich los uit mijn armen en trok uit een groot boeket rode camelia’s dat die morgen was gebracht één bloem die ze in mijn knoopsgat stak, ‘omdat een overeenkomst die men sluit niet altijd al op dezelfde dag beklonken kan worden.’
Je snapt wel wat ze bedoelde.
‘En wanneer kan ik je weer zien?’ zei ik, terwijl ik haar in mijn armen nam.
‘Als die camelia van kleur verandert.’
‘En wanneer is dat?’
‘Morgen, van elf uur tot middernacht. Tevreden?’
‘Moet je dat vragen?’
‘En geen woord hierover. Niet met je vriend, niet aan Prudence, aan niemand.’
‘Beloofd.’
‘Nou, een kus en dan gaan we naar de eetkamer.’
Ze stak me haar lippen toe, streek nog een keer over haar haar, en we verlieten dat vertrek, zij zachtjes zingend, ik half gek.
In de salon bleef ze even staan en zei heel zachtjes:
‘Je vindt het misschien raar dat ik je zo gauw lijk aan te nemen, maar weet je hoe dat komt?
Dat komt,’ ging ze verder, terwijl ze mijn hand pakte en die op haar hart legde dat ik hevig voelde kloppen, ‘dat komt omdat ik korter moet leven dan de anderen, en omdat ik mezelf daarom heb beloofd sneller te leven.’
‘O alsjeblieft, zeg nou niet zulke dingen.’
‘Maak je geen zorgen, zei ze lachend. ‘Hoe kort ik ook nog te leven heb, ik zal langer leven dan dat jij van me houdt.’
En ze ging zingend de eetkamer binnen.
‘Waar is Nanine?’ zei ze, toen ze zag dat alleen Prudence en Gaston daar waren.
‘Ze ligt op je slaapkamer te wachten tot je naar bed gaat,’ antwoordde Prudence.
‘Die rotmeid. Ik maak haar dood! Goed, heren, het is tijd om te gaan.’
Tien minuten later vertrokken Gaston en ik. Marguerite gaf me een hand en zei tot ziens, en bleef achter met Prudence.
‘Nou?’ zei Gaston, toen we buiten waren, ‘wat vind je van Marguerite?’
‘Het is een engel. Ik ben gek op haar.’
‘Dat dacht ik al. Heb je het tegen haar gezegd?’
‘Ja.’
‘En heeft ze beloofd je te geloven?’
‘Nee.’
‘Dat is met Prudence wel anders.’
‘Ze heeft je iets beloofd?’
‘Beter dan dat, jochie. Je gelooft het niet. Ze kan er nog wat van, die mollige Duvernoy.’
[Verder lezen]

Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Een veiling

3. Marguerite Gautier

2. Het boudoir van een lichte vrouw