4. De dame van de camelia's

De verkoop was gepland voor de zestiende. Tussen bezichtiging en verkoop was één dag gereserveerd voor de stoffeerders om bekleding, gordijnen enz. te verwijderen.
Ik was indertijd net terug van een reis, en het lijkt misschien vreemd dat in de stad die toch de hoofdstad is van de nieuwtjes niemand me over de dood van Marguerite Gautier had geïnformeerd, maar dat was niet zo. Marguerite was een mooie vrouw, maar hoezeer dit soort vrouwen bij hun leven ook zorgt voor beroering, hun dood baart weinig opzien. Het zijn zonnen die ondergaan zoals ze zijn opgekomen, zonder spektakel. Als ze jong sterven horen al haar minnaars dat tegelijkertijd, want in Parijs kennen alle minnaars van een meisje dat opgang maakt elkaar. Er worden wat herinneringen opgehaald en iedereen zet zijn leven voort zonder dat er maar een traan wordt gelaten. Als men tegenwoordig vijfentwintig is, zijn de tranen zo schaars dat ze niet zomaar gestort worden voor de eerste de beste. Zelfs ouders, die ervoor betalen om beweend te worden, krijgen de tranen uitgemeten naar de prijs die ze ervoor hebben neergeteld.
Wat mij betreft, mijn initialen waren nergens op het zilver van Marguerite te vinden, maar mijn instinctieve onwil om te veroordelen, mijn natuurlijke medeleven dat ik hiervoor al ter sprake bracht, waren er de oorzaak van dat ik langer bij haar dood bleef stilstaan dan ze misschien verdiende. Ik herinnerde me dat ik Marguerite vaak was tegengekomen op de Champs Elysées, waar ze strijk en zet iedere dag kwam, in een klein blauw rijtuig met twee fraaie bruine paarden. Ik had bij die gelegenheden opgemerkt dat ze een distinctie had zoals die maar weinig voorkomt bij dit slag meisjes, een distinctie die haar werkelijk exceptionele schoonheid nog meer allure gaf.
Als ze uitgaan zijn deze arme vrouwen altijd in het gezelschap van, ik weet niet, van iemand anders. Nooit een man, want niemand zal bereid zijn om zijn nachtelijke liefde publiek te maken, maar omdat ze er niet tegen kunnen alleen te zijn, nemen de meisjes ofwel een lotgenote mee die niet over de rijtuig beschikt, of een van die elegante dames op leeftijd met een elegantie die nergens op berust en tot wie je je probleemloos kunt wenden als je wat dan ook wilt weten over de dames die ze gezelschap bieden.
Marguerite deed het anders. Zij was als ze op de Champs Elysées kwam altijd alleen in haar rijtuig, zoveel mogelijk weggedoken, ’s winters gehuld in een grote sjaal, ’s zomers gekleed in een simpel jurkje. Ze zag bij haar uitje misschien heel wat mensen die ze kende, maar als ze al tegen mensen glimlachte dan deed ze dat zo discreet dat alleen zij dat opmerkten. Een glimlachje als van een hertogin.
Ze wandelde niet op de rotonde aan het begin van de Champs Elysées, zoals haar collega’s dat doen en ook toen al deden. Haar paarden brachten haar snel naar het Bois de Boulogne. Daar stapte ze uit, ze wandelde een uur, stapte dan weer in en liet zich in draf terug naar huis rijden.
Al die scènes waarvan ik een paar keer getuige was geweest, kwamen me weer voor de geest en ik betreurde de dood van die jonge vrouw zoals men de vernietiging van een kunstwerk betreurt.
En inderdaad een charmantere verschijning dan Marguerite bestond er niet. Ze was lang en bijna te slank, maar ze verstond in extreme mate de kunst die tekortkoming te maskeren door de manier waarop ze zich kleedde. De ruches van haar zijden japon waren overal zichtbaar onder haar sjaal waarvan de uiteinden de grond raakten. De dikke mof die haar handen verborg en die ze tegen haar borst drukte was zo bekwaam geplooid dat het oog, hoe veeleisend ook, niets te klagen had.
Haar hoofd was op een heel bijzondere, wonderbaarlijke manier aantrekkelijk. Het was klein maar heel verfijnd.[1] Stel u voor, een onbeschrijfelijk gracieus ovaal met onder wenkbrauwen die wel geschilderd leken zwarte ogen, met wimpers die als ze waren neergeslagen een schaduw wierpen op het rose van haar wangen; trek de lijn van een fijn neusje, recht, geestig, met neusgaten die een beetje waren opengesperd in een uitdrukking van zinnelijk verlangen; teken daaronder een welgevormd mondje, met lippen die soms even een glimp lieten zien van melkwitte tanden; en kleur de huid met het floers van perziken die nog door geen hand zijn aangeraakt, en daar hebt u het beeld van dat lieve hoofdje.
Het gitzwarte haar, met al dan niet natuurlijke krullen, viel met een scheiding links en rechts over haar voorhoofd en verdween naar achteren, waarbij een stukje van oortjes zichtbaar bleef waarin twee diamanten schitterden met een waarde van vier à vijf duizend franc per stuk.[2]
Ondanks het heftige leven dat ze leidde had het gezicht van Marguerite een meisjesachtige, bijna kinderlijke uitdrukking van onschuld – je kon het constateren, te begrijpen viel het niet.
Marguerite had een schitterend portret in pastel laten maken door Vidal.[3] Na haar dood heb ik dit portret een paar dagen in mijn bezit gehad en de gelijkenis was zo verbazingwekkend dat het me heeft geholpen haar te beschrijven met details die mijn geheugen misschien ontsnapt waren. Onder de details die ik in dit hoofdstuk ter sprake breng zijn er overigens een paar die me pas later ter kennis zijn gekomen, maar die ik hier al geef zodat ik er niet op hoef terug te komen als zo dadelijk de gebeurtenissen rond deze vrouw verteld worden.
Marguerite was aanwezig bij alle vernissages en ging iedere avond naar theatervoorstellingen of bals. Bij iedere première kon je haar zien met drie voorwerpen die nooit ontbraken en die altijd op de leuning van haar loge lagen: haar lorgnet, een zakje snoep en een boeket camelia’s. Vijfentwintig dagen per maand waren de camelia’s wit, vijf dagen waren ze rood; iedereen heeft het opgemerkt, het gebruikelijke theaterpubliek zowel als haar vrienden, maar niemand heeft ooit kunnen uitleggen hoe het daarmee zat, en ook ik vermeld het zonder het te kunnen uitleggen.
Niemand heeft Marguerite ooit met andere bloemen gezien dan camelia’s en bij mevrouw Barjon, haar bloemiste, noemde men haar dan ook de dame van de camelia’s, en deze naam is haar bijgebleven.

[Verder lezen]



[1] Dumas citeert De Musset: ‘Het leek of haar moeder het zo had gemaakt om het plezier van het zorgvuldig te maken. ‘

[2] Volgens mijn omrekentabel was een franc uit 1842 ongeveer twee euro waard. In de kosten van levensonderhoud overigens ongetwijfeld meer.


[3] Vincent Vidal, 1811-1887. Portrettist van de betere kringen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Een veiling

3. Marguerite Gautier

2. Het boudoir van een lichte vrouw