19. Meneer de N...

‘Goeienavond, mijn beste Gaston,’ zei Marguerite tegen mijn vriend. ‘Fijn je te zien. Waarom kwam je me niet opzoeken in mijn loge in het variététheater?’
‘Ik was bang indiscreet te zijn.’
‘O, maar vrienden' - en Marguerite legde de nadruk op dit woord, alsof ze bij alle aanwezigen wilde benadrukken dat Gaston niet meer was dan een vriend en ook nooit meer was geweest – ‘vrienden zijn altijd welkom.’
‘Mag ik je meneer Armand Duval voorstellen?’
‘Ik had al tegen Prudence gezegd dat dat mocht.’
‘Overigens, mevrouw,’ zei ik met een buiging en erin slagend min of meer begrijpelijke klanken uit te stoten, ‘ik had al de eer aan u te zijn voorgesteld.’
Marguerites charmante ogen leken in haar herinnering te zoeken, maar ze wist het niet meer, of ze leek het niet meer te weten.
‘Dankuwel, mevrouw,’ hervatte ik, ‘dat u die eerste keer bent vergeten, want ik maakte me heel erg belachelijk, en u moet me heel vervelend hebben gevonden. Het was twee jaar geleden, in de Opéra Comique. Ik was daar met Ernest de …'
‘Ah, ik weet het weer,’ zei Marguerite met een glimlach. ‘U was niet belachelijk. Ik was een plaaggeest. Zoals ik nog steeds een beetje ben, maar wel minder. Hebt u het me vergeven, meneer?’
Ze reikte me de hand en ik kuste die.
‘Het is waar,’ zei ze. ‘Weet u, ik heb de slechte gewoonte om mensen die ik voor het eerst zie in verlegenheid te brengen. Heel stom. Mijn dokter zegt dat het komt omdat ik nerveus ben van aanleg, en ik ben altijd een beetje niet lekker. Geloof mijn dokter maar.’
‘Maar u ziet er gezond uit.’
‘Ik ben heel ziek geweest.’
‘Ik weet het.’
‘Wie heeft u dat verteld?’
‘Iedereen weet dat. Ik ben vaak bij u langs geweest om te horen hoe het met u was. En ik was heel blij toen ik hoorde dat u aan de beterende hand was.
‘Ze hebben me nooit uw kaartje gegeven.’
‘Ik heb nooit een kaartje achtergelaten.’
‘Was u dan misschien die jongeman die tijdens mijn ziekte iedere dag kwam vragen hoe het met me ging, en die nooit zijn naam wilde zeggen?’
‘Ja, dat was ik.’
‘Maar dan bent u niet zomaar vergevensgezind, u bent edelmoedig. Dat zou u nooit gedaan hebben, graaf,’ voegde ze daar aan toe, terwijl ze zich tot meneer de N… wendde. Ik voor mij kreeg van haar een van die blikken waarmee vrouwen hun oordeel over een man afronden.
‘Ik ken je pas twee maanden,’ zei de graaf.
‘En meneer hier kent me pas vijf minuten. Wat zegt u toch altijd stomme dingen.’
Vrouwen zijn genadeloos jegens mensen die ze niet mogen.
De graaf bloosde en beet op zijn lippen.
Ik had medelijden met hem want hij leek verliefd, net als ik, en de hardheid van Marguerite moest hem veel verdriet doen, vooral onder de ogen van twee vreemden.
‘U was muziek aan het maken toen we binnenkwamen,’ zei ik om het onderwerp van gesprek te veranderen. ‘Wilt u me niet het plezier doen om door te spelen, of we oude bekenden zijn?’
‘O nee,’ riep ze. Ze wierp zich op de canapé en wees ons dat we konden gaan zitten. ‘Gaston weet wel wat voor pianospeelster ik ben. Dat kan wel als ik alleen ben met de graaf, maar ik kan u dat niet aandoen.’
‘Aha, die voorkeur heb je tenminste voor mij,’ antwoordde meneer de N…
Hij probeerde fijntjes en met ironie te lachen.
‘U moet me dat niet verwijten. Meer is er niet.’
Het was wel duidelijk dat de arme kerel niets goeds zou kunnen zeggen. Hij wierp de jonge vrouw een echt smekende blik toe.
‘O, en Prudence,’ ging ze verder, heb je gedaan wat ik je gevraagd heb?
‘Ja.’
‘Fijn. Vertel het me later maar. We moéten praten hoor. Je gaat niet weg voordat ik met je heb gepraat.’
‘We komen vast niet gelegen,’ zei ik, ‘en nu we, of beter gezegd nu ik na die mislukte eerste keer een tweede kans heb gekregen om me voor te stellen, trekken we ons terug, Gaston en ik.’
‘Helemaal niet. Ik zei dat niet omdat ik wilde dat u vertrekt. In tegendeel, ik wil dat u blijft.’
De graaf haalde een heel chic horloge tevoorschijn, waarop hij keek hoe laat het was.
‘Het is tijd voor mij om naar de club te gaan,’ zei hij.
Marguerite antwoordde niet.
De graaf liet daarop de schoorsteenmantel in de steek en liep naar haar toe:
‘Tot ziens, mevrouw.’
Marguerite stond op.
‘Tot ziens, mijn beste graaf. Gaat u al?’
‘Ja, ik ben bang dat ik u verveel.’
‘U verveelt me vandaag niet erger dan eerder. Wanneer zie ik u weer?’
‘Wanneer u maar wilt.’
‘Tot ziens dan.’
Het was wreed he, dat moet je toegeven.
De graaf was gelukkig heel goed opgevoed en had een vriendelijk karakter. Hij kuste de hand die Marguerite hem genadiglijk toestak, en vertrok na ons te hebben gegroet.
Op het moment dat hij de deur uitliep, wierp hij Prudence een blik toe. Ze haalde haar schouders op alsof ze wilde zeggen: ‘Wat wilt u nou, ik heb gedaan wat ik kon.’
‘Nanine,’ riep Marguerite, ‘kom meneer de graaf even bijlichten.’
We hoorde hoe de voordeur open ging en weer dicht.
[Verder lezen]

Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Een veiling

3. Marguerite Gautier

2. Het boudoir van een lichte vrouw