54. Zieker en zieker

18 februari
‘Meneer Armand,
Vanaf de dag dat Marguerite naar het theater wilde is ze zieker en zieker geworden. Ze heeft haar stem helemaal verloren, en nu ook het gebruik van haar ledematen. Hoeveel ze lijdt is onmogelijk te zeggen. Ik ben hier niet aan gewend en ik ben doodsbang.
Was u maar bij ons! Ze ijlt bijna voortdurend, maar of ze nu ijlt of helder is, als ze iets kan zeggen, is het steeds uw naam.
De dokter heeft me gezegd dat ze het niet lang meer zal maken. Sinds ze zo ziek is, is de oude hertog hier niet meer geweest.
Hij zei tegen de dokter dat dit schouwspel hem al te zeer aangreep.
Met mevrouw Duvernoy, dat gaat niet goed. Die vrouw leefde bijna helemaal op wat ze Marguerite wist te ontfutselen. Ze is verplichtingen aangegaan waaraan ze niet kan voldoen en nu ze ziet dat haar buurvrouw niets meer voor haar kan doen, komt ze haar zelfs niet meer bezoeken. Iedereen verlaat haar. Meneer de G… wordt door zijn schuldeiser achtervolgd en moest vertrekken naar Londen. Bij zijn vertrek heeft hij ons nog wat geld gegeven. Hij heeft gedaan wat hij kon, maar ze hebben opnieuw beslag gelegd. De schuldeisers wachten alleen maar tot ze overlijdt voor ze tot verkoop overgaan.
Ik heb mijn laatste geld willen gebruiken om een eind te maken aan die beslagleggingen, maar volgens de deurwaarder heeft dat geen zin, want er waren ook nog andere schuldeisers. Omdat ze toch doodgaat, is het beter om alles zijn beloop te laten dan om het te redden voor haar familie, waar ze geen contact mee had en die nooit iets om haar heeft gegeven. U kunt het zich niet voorstellen te midden van wat voor vergulde ellende het arme kind moet sterven. Gisteren hadden we helemaal geen geld meer. Het bestek, de juwelen, haar sjaals, alles is beleend en de rest is verkocht of er is beslag op gelegd. Marguerite heeft nog besef van wat er om haar gebeurt. Niet alleen haar lichaam lijdt maar ook haar hart en haar geest. Er lopen hete tranen over haar wangen, die zo vermagerd zijn en zo bleek, dat u het gezicht dat u zo liefhad niet zou herkennen. Ze heeft me laten beloven dat ik u zou schrijven als zij dat niet meer kon, en ik zit aan haar bed te schrijven. Ze kijkt mijn kant op, maar ze ziet me niet, haar blik is al versluierd door de dood. Toch glimlacht ze, en haar gedachten, haar ziel, alles is aan u gewijd, ik weet het zeker.
Iedere keer dat de deur opengaat verheldert zich haar blik, ze gelooft nog steeds dat u zult binnenkomen. Maar dan, als ze ziet dat u het niet bent, krijgt haar gezicht weer die uitdrukking van lijden, er staat koud zweet op haar voorhoofd en wangen krijgen een paarse kleur.


19 februari, middernacht
Wat een trieste dag, mijn arme meneer Armand! Vanmorgen dreigde Marguerite te stikken en de dokter heeft haar een aderlating gegeven. Haar stem is een beetje teruggekomen. De dokter heeft gezegd dat ze een priester moest laten komen. Ze zei dat het goed was, en hij is zelf naar de Saint-Roch gegaan om een geestelijke te halen.[1]
Ondertussen heeft Marguerite me aan haar bed geroepen. Ze vroeg me haar kast open te maken en ze wees me een mutsje aan en een lang hemd met kantwerk. Ze fluisterde:
“Ik ga sterven als ik heb gebiecht. Dan kleed jij me met die kleren, he.
Zie het als de koketterie van iemand die doodgaat.”
Daarna heeft ze me huilend omhelsd en gezegd:
“Ik kan wel praten, maar ik krijg bijna geen lucht als ik praat. Ik stik! Lucht, lucht!”
Ik barstte in tranen uit. Ik maakte het raam open. Even later kwam de priester. Ik ging hem voor. Toen hij zag waar hij was, leek hij bang te zijn dat hij niet goed zou worden ontvangen.
“Kom rustig binnen, eerwaarde,” zei ik.
Hij bleef maar kort in de ziekenkamer, en toen hij weer buiten kwam, zei hij:
“Ze heeft geleefd als een zondares, maar ze sterft als een christenvrouw.
Kort daarna kwam hij terug met een jongen van het koor die een crucifix droeg en een koster die voor hen uitliep met een belletje om aan te kondigen dat een stervende het Heilig Oliesel kreeg.
Ze gingen met zijn drieën de slaapkamer binnen waar vroeger zoveel rare dingen waren gezegd, maar die bij deze gelegenheid een sacramentshuis was.
Ik viel op mijn knieën. Ik weet niet hoe lang het duurde, maar ik kan me niet voorstellen dat ik vóór mijn eigen dood ooit nog zo iets indrukwekkends zal meemaken.
De priester bracht het Heilig Oliesel aan op de voeten, de handen en het voorhoofd van de stervende, hij sprak een kort gebed uit, en Marguerite was klaar om naar de hemel te gaan die haar ongetwijfeld is bereid als god ziet hoeveel beproevingen ze heeft moeten doorstaan en hoe ze is gestorven.
De hele tijd sprak ze geen woord en maakte ze geen enkele beweging. Steeds zou ik hebben gedacht dat ze dood was, als ik het zachte geluid van haar ademhaling niet had gehoord.


20 februari, vijf uur ’s middags
Het is voorbij.
Marguerites doodstrijd begon vannacht ongeveer om twee uur. Geen martelaar heeft ooit zo geleden als je mag oordelen naar de kreten die ze slaakte. Twee of drie keer kwam ze overeind in haar bed, of ze het leven wilde grijpen dat haar ontglipte.
Twee of drie keer ook riep ze uw naam, daarna werd het stil en viel ze uitgeput terug op bed. In stilte biggelden er tranen over haar wangen. En ze stierf. Ik boog me over haar heen, ik riep haar naam en toen ze niet reageerde sloot ik haar de ogen en kuste ik haar op het voorhoofd.
Arme lieve Marguerite, was ik maar een heilige vrouw, en kon ik je maar met die kus aanbevelen bij god.
Ik heb de armen geld gegeven dat van haar kwam.
Ik weet niet veel van godsdienst, maar ik denk dat de goede god moet hebben gezien dat mijn tranen oprecht waren, dat ik vurig heb gebeden en dat de aalmoes oprecht was. Hij moet zich hebben ontfermd over deze vrouw, zo jong, zo mooi, die alleen mij had om haar de ogen te sluiten en te begraven.


22 februari
Vandaag heeft de begrafenis plaatsgevonden. Heel wat vrienden van Marguerite waren in de kerk. Sommige meisjes huilden oprecht. Toen de kist naar Montmartre ging, liepen er maar twee mannen achter, de graaf de G…, die speciaal was teruggekomen uit Londen, en de hertog, die werd ondersteund door twee bedienden.
Ik schrijf u dit uit haar appartement, in tranen, en onder een lamp die een triest schijnsel werpt over het eten waar ik natuurlijk niet aankom, maar dat Nanine voor me heeft laten maken, want ik heb al meer dan vierentwintig uur niets gegeten.
Ik ben bang dat al deze droevige details me niet lang genoeg zullen bijblijven want mijn leven ontglipt mij net zo gemakkelijk als Marguerite het hare. Daarom beschrijf ik u alles op de plek zelf waar het zich heeft voorgedaan. Als er veel tijd verstrijkt voordat u terugkomt, zal ik u alles waarschijnlijk niet meer kunnen vertellen met alle droevige precisie.’

[Slot lezen]



[1] De Saint-Roch is een grote barokkerk, aan de rue Saint-Honoré, in het centrum van Parijs.

Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Een veiling

3. Marguerite Gautier

2. Het boudoir van een lichte vrouw