41. 'Je bent gek, geloof ik'

‘Armand, alsjeblieft, open je ogen! Ik ben je vader. Ik houd van je en ik heb het beste met je voor. Denk je echt dat je ermee wegkomt als je als gehuwden gaat samenleven met een vrouw met wie iedereen naar bed is geweest?’
‘Maar dat is niet meer zo. En ze houdt van me, dat meisje, ze herwint haar zuiverheid door haar liefde voor mij en door de liefde die ik voel voor haar. Je zou het een bekering kunnen noemen.’
‘Geloof jij, jongen, dat het de taak is van een man van eer om een courtisane te bekeren? Geloof je dat zoiets bizars het doel van je leven kan zijn? Waar moet dat op uitdraaien? Wat zul je als je veertig bent zeggen van wat je nu denkt? Je zult er om lachen, als je tenminste niet zoveel schade hebt opgelopen dat je er niet meer om kunt lachen! Hoe zou het er op dit moment met jou voorstaan als je vader jouw soort ideeën had gehad, en zijn leven had opgeofferd aan zo'n hartstocht in plaats van het stevig te grondvesten in opvattingen van eer en trouw. Denk na, Armand, en stop met die onzin. Verlaat die vrouw, je vader smeekt het je.’
Ik antwoordde niet.
‘Alsjeblief Armand,’ ging mijn vader verder, ‘in naam van je moeder zaliger, stop met dit leven. Je zult het allemaal vlugger vergeten dan je denkt. Wat jij denkt klopt niet. Je bent vierentwintig, jongen, denk aan je toekomst. Je kunt niet van deze vrouw blijven houden, en zij ook niet van jou. Jullie overdrijven die liefde van jullie, allebei. Je zult je carrière mislopen. Nog één stap en je zult niet meer rechtsomkeert kunnen maken en je zult je leven lang berouw hebben van wat je deed in je jeugdjaren. Ga hier weg. Kom een paar maanden logeren bij je zus. De rust en de liefhebbende omgeving zullen je voor je het weet genezen van deze koorts, want een koorts is het!
Je maîtresse zal zich intussen wel troosten. Ze neemt een andere minnaar, en dan zie je voor wie je bijna de liefde van je vader had verspeeld. En je zult zeggen dat je blij bent dat ik hier ben gekomen voor je, je zult me zegenen.
Nou? Je doet het, he, Armand?’
Ik voelde dat wat mijn vader gezegd had opging voor alle vrouwen, maar ik was ervan overtuigd dat het niet opging voor Marguerite. Maar de toon waarop hij met me praatte was zo liefhebbend, zo smekend, dat ik hem niet durfde antwoorden.
‘Nou, nou?’ zei hij diep bewogen.
‘Nee vader, dat kan ik u niet beloven,’ bracht ik er eindelijk uit. ‘Wat u van me vraagt gaat mijn krachten te boven.
Echt,’ ging ik verder, toen ik zag dat hij een ongeduldige beweging maakte, ‘u maakt zich teveel zorgen. Marguerite is niet zoals u denkt. Onze liefde brengt me niet op het verkeerde pad. Integendeel, ze wekt in mij de meest hoogstaande gevoelens. Van echte liefde wordt een mens altijd beter, wie de vrouw ook is door wie die liefde is geïnspireerd. Als u Marguerite kende, zou u inzien dat ik in goede handen ben. Ze is een hoogstaande vrouw, een hoogstaander iemand ken ik niet. Zo hebzuchtig als andere vrouwen zijn, zo onzelfzuchtig is zij.’
‘Wat haar er niet van weerhoudt jouw fortuin van je aan te nemen, want de zestigduizend franc die je hebt geërfd van je moeder en die je haar geeft, vergeet dat niet, dat is de enige rijkdom waarover je beschikt.’
Dit was waarschijnlijk het argument - en het dreigement - dat mijn vader voor het laatst had bewaard. Maar ik was beter opgewassen tegen zijn dreigementen dan tegen zijn smeekbeden.
‘Waar hebt u dat vandaan, dat ik dat bedrag aan haar zou afstaan?’ zei ik.
‘Mijn notaris heeft het me verteld. Wat dacht je, dat een rechtschapen man mij bij zo’n aangelegenheid niet op de hoogte zou stellen? Ik ben naar Parijs gekomen om te voorkomen dat je je ruïneert voor een meisje van plezier. Je moeder heeft je bij haar dood geld nagelaten om je in staat te stellen een fatsoenlijk leven te leiden, niet om het weg te geven aan je maîtresses.’
‘Ik zweer u vader, Marguerite weet er nog niets van.’
‘Maar waarom heb je het gedaan?’
‘Omdat Marguerite, die vrouw die u belastert en die ik van u moet verlaten, alles wat ze bezat heeft opgeofferd voor een leven met mij.’
‘En dat offer aanvaard jij? Wat voor iemand ben jij dan, mijn zoon, dat je een of andere mevrouw Marguerite toestaat iets voor jou op te offeren? Nou is het echt genoeg. Je verlaat die vrouw. Nu. Ik gebied het je. Ik wil niet van die vuiligheid in mijn familie. Pak je koffers en maak je klaar om mee te gaan.’
‘Het spijt me, vader,’ zei ik, ‘maar dat doe ik niet.’
‘Want?’
‘Ik ben een volwassen man, ik hoef uw orders niet op te volgen.’
Mijn vader verbleekte.
‘Goed meneer,’ zei hij. ‘Dan weet ik wat me te doen staat.’
Hij belde.
Joseph verscheen.
‘Laat mijn koffers naar het hotel de Paris brengen,’ zei mijn vader. En hij ging naar zijn kamer om zich aan te kleden.
Toen hij weer tevoorschijn kwam, liep ik voor hem uit.
‘Beloof me, vader,’ zei ik, ‘dat u Marguerite geen kwaad zult doen.’
Mijn vader bleef staan, hij keek me aan vol minachting en zei alleen:
‘Je bent gek, geloof ik.’
Daarna vertrok hij. Hij sloeg de deur met kracht achter zich dicht.
Ook ik vertrok. Ik nam een huurrijtuig en liet me naar Bougival rijden.
Marguerite stond aan het raam op me te wachten.

[Verder lezen]

Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Een veiling

3. Marguerite Gautier

2. Het boudoir van een lichte vrouw