vrijdag 14 juni 2019

14. Een simpel verhaal

Ziektes zoals die van Armand hebben het voordeel dat ze je in een ommezien doden of dat je er vlug weer bovenop komt. Veertien dagen na de gebeurtenissen waarvan ik hier verslag heb gedaan was Armand goed aan het opknappen en waren we verbonden door een hechte vriendschap. Tijdens zijn ziekte had ik zijn kamer nauwelijks verlaten.
De lente was gekomen met zijn overvloed aan bloemen, met bladeren aan de bomen, vogelgezang, en de vensters van de kamer van mijn vriend stonden open op zijn tuin, waarvandaan de zoete geuren van het voorjaar naar hem opstegen.
De dokter had hem toegestaan op te staan en vaak zaten we ’s middags, als de zon op zijn warmst is, van twaalf tot twee, bij het open raam te praten.
Ik paste goed op niet over Marguerite te beginnen, want ik was nog steeds bang dat haar naam droeve herinneringen zou wekken die schuilgingen onder het kalme uiterlijk van de zieke. Armand echter leek er plezier in te hebben over haar te praten, niet meer zoals vroeger, met tranen in de ogen, maar met een berustende glimlach die me geruststelde over zijn geestesgesteldheid.
Ik had gemerkt dat, na zijn laatste bezoek aan het kerkhof en de crisis die was veroorzaakt door wat we gezien hadden, door zijn ziekte, de maat van zijn droefheid als het ware gevuld was en dat de dood van Marguerite wat op de achtergrond was geraakt. Er was een soort berusting over hem gekomen en hij verdreef de somberheid die hem soms nog overviel met gelukkige herinneringen aan zijn liaison. Het leek wel of hij alleen die herinneringen nog een plaats gaf.
Zijn lichaam was door de koorts, maar ook door het proces van genezing, nog zozeer verzwakt dat hij hevige emoties niet verdroeg, maar de jubelstemming van de lente zorgde ervoor dat zijn gedachten zich desondanks richtten op plezierige beelden.
Hij had steeds koppig geweigerd zijn familie op de hoogte te stellen van het gevaar waarin hij verkeerde, en zelfs toen hij al beter was, wist zijn vader nog niet dat hij ziek was geweest.
Op een avond hadden we wat langer bij het raam gezeten dan we gewend waren. Het was prachtig weer geweest en de zon verdween in een zonsondergang die schitterde van azuur en goud. We waren in Parijs, maar het groen om ons heen schermde ons af van de drukte en terwijl we praatten drong er maar zo nu en dan het geluid van een rijtuig tot ons door.
‘Het was ongeveer in deze tijd van het jaar, en op een avond zoals deze, dat ik Marguerite leerde kennen,’ zei Armand, die zozeer in de ban was van zijn eigen gedachten, dat hij niets hoorde van wat ik zei.
Ik antwoordde niet.
Toen keek hij me aan en zei:
‘Ik moet je dit verhaal echt vertellen. Je kunt er een boekje van maken, dat natuurlijk niemand gelooft, maar dat je misschien leuk vindt om te maken.’
‘Vertel me dat later maar een keer, mijn vriend,’ zei ik. ‘Nu ben je nog niet genoeg hersteld.’
'Het is een warme avond en ik heb braaf mijn kipfilet gegeten,’ glimlachte hij. ‘Ik heb geen koorts meer, en we hebben niets te doen. Ik ga je alles vertellen.’

‘Goed dan, als je dat per se wilt, dan zal ik luisteren.’
‘Het is maar een simpel verhaal,’ ging hij verder, ‘en ik zal je het in chronologische volgorde vertellen. Als je er later iets mee wilt doen, voel je dan vrij om er aan te veranderen wat je wilt.’
Dit is het aangrijpende verhaal dat mij me vertelde, en ik heb er nauwelijks iets aan veranderd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

56. Epiloog

‘Heb je het gelezen?’ zei Armand toen ik Julies manuscript uit had. ‘Als het allemaal echt zo is gegaan, mijn vriend,’ zei ik, ‘dan begrij...