maandag 17 juni 2019

17. Prudence

Ik begreep, ging Armand verder na even te hebben gepauzeerd, dat ik nog steeds verliefd was, maar ik voelde me ook sterker dan vroeger. Ik verlangde ernaar weer contact te hebben met Marguerite, maar ik verlangde ook haar te laten zien dat ik haar nu aan kon. Wat een kronkelwegen, wat een kronkelredeneringen volgt het hart om zijn doel te bereiken!
Ik kon dan ook niet langer in de gang blijven rondhangen, en ik ging terug naar mijn parterreplaats, terwijl ik snel een blik wierp in de zaal om te zien in welke loge ze zich bevond. Het was een loge op de begane grond en ze was helemaal alleen. Ze was, ik heb het je al gezegd, veranderd. Het onverschillige lachje om haar lippen was verdwenen. Ze was ziek geweest en ze was het nog steeds. Hoewel het al april was, was ze nog helemaal in fluweel gekleed, of het nog winter was.
Ik bleef haar zo nadrukkelijk aankijken dat mijn blik die van haar naar zich toetrok. Ze keek me even aan, pakte haar lorgnet om me beter te observeren en dacht ongetwijfeld dat ze me kende, zonder dat ze precies wist wie ik was, want ze legde het lorgnet neer, en op haar lippen verscheen, als antwoord op een groet die ze van mij verwachtte, een glimlach: die charmante manier van vrouwen om iemand te groeten. Maar ik reageerde niet, alsof ik een voordeel op haar wilde behalen door de indruk te wekken dat ik haar was vergeten, terwijl zij zich mij herinnerde.
Ze dacht dat ze zich had vergist en wendde haar blik af.
Het gordijn ging op.
Ik heb Marguerite heel wat keren in een schouwburg gezien, maar ik heb nooit gemerkt dat ze zelfs maar de geringste aandacht besteedde aan wat er werd gespeeld. Wat mij betreft, mij interesseerde het schouwspel dat werd geboden ook bar weinig, ik was alleen maar met haar bezig, maar ondertussen deed ik wat ik kon om te zorgen dat ze er niets van merkte.
Ik zag op die manier dat ze blikken uitwisselde met de loge tegenover haar. Toen ik keek wie daar zat, zag ik dat het een vrouw was die ik wel kende. Het was een voormalige maintenee, die had geprobeerd bij het theater te gaan, wat haar niet was gelukt. Daarna was ze, vertrouwend op haar relaties met de elegante dames van Parijs, in de detailhandel gegaan: ze had een modewinkel gekocht.
Ik dacht dat zij me kon helpen met Marguerite in contact te komen, en toen ze een ogenblik mijn kant op keek groette ik haar met mijn hand en met mijn ogen.
Wat ik verwachtte gebeurde, ze riep me in haar loge.
Prudence Duvernoy, zo was de gezegende naam van deze winkelierster. Ze was een van die mollige vrouwen van in de veertig, die je, zonder dat er veel diplomatie nodig is, vertellen wat je weten wilt, vooral als wat je wilt weten zo iets simpels is als ik haar wilde vragen.
Ik profiteerde van een moment waarop ze weer blikken wisselde met Marguerite om haar te vragen:
‘Wie kijkt u daar zo aan?’
‘Marguerite Gautier…’
‘Kent u haar?’
‘Jazeker. Ik ben haar costumière, en ze woont naast me.’
‘U woont dus in de rue d’Antin?’
‘Op 7. Het raam van haar boudoir kijkt uit op het mijne.’
‘Ze zeggen dat ze heel charmant is.’
‘Kent u haar niet?’
‘Nee, maar ik zou graag kennis met haar maken.’
‘Zal ik haar vragen naar onze loge te komen?’
‘Nee, ik heb liever dat u me echt aan haar voorstelt.’
‘U bedoelt bij haar thuis?’
‘Ja.’
‘Dat is lastiger.’
‘Waarom?’
‘Ze is de protegee van een hertog, een heel jaloerse oude man.’
‘Een protegee, charmant!’
‘Jazeker, een protegee,’ zei Prudence. ‘De arme stakker zou zich doodschamen als hij haar minnaar moest zijn.’
Prudence vertelde me hoe Marguerite in Bagnères kennis had gemaakt met de hertog.
‘Daarom zit ze daar alleen?’
‘Precies.’
‘Maar wie brengt haar thuis?’
‘Hij.’
‘Hij komt haar dus ophalen?’
‘Over een paar minuten.’
‘En wie brengt ú thuis?’
‘Niemand.’
‘Zal ik dat doen?’
‘Maar u bent met een vriend, dacht ik.’
‘Zullen we dan samen…?’
‘Wat is het voor iemand, die vriend?’
‘Een heel charmante kerel, heel geestig, en hij zal het leuk vinden kennis te maken.’
‘Goed, afgesproken, we vertrekken na dit nummer, want het slotstuk ken ik.’
‘Fijn. Ik zal mijn vriend waarschuwen.’
‘Ga maar.’
‘Wacht even,’ zei Prudence toen ik de loge wilde verlaten. ‘Daar heb je de hertog, die de loge van Marguerite binnenkomt.’
Ik keek.
Inderdaad. Een man van een jaar of zeventig nam plaats achter de jonge vrouw en overhandigde haar een zak snoep waar ze onmiddellijk met een glimlach een hand in stak. Daarna zette ze hem voor zich op de leuning van de loge terwijl ze een teken maakte naar Prudence dat je zou kunnen vertalen met:
‘Wil je ook?’
‘Nee,’ deed Prudence.
Marguerite pakte de snoepzak en draaide zich om, om met de hertog te praten.
Al deze details lijken je misschien kinderachtig, maar weet je, ze staan me nog zo scherp voor de geest…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

56. Epiloog

‘Heb je het gelezen?’ zei Armand toen ik Julies manuscript uit had. ‘Als het allemaal echt zo is gegaan, mijn vriend,’ zei ik, ‘dan begrij...